B. maakt zich geen verwijt
Als Mohammed B. de kans zou krijgen, zou hij weer een moord als die op Theo van Gogh plegen. Dat verklaarde hij dinsdagmiddag aan het einde van het proces tegen hem.
Officier van justitie mr. F. W. M. van Straelen acht alle ten laste gelegde feiten bewezen: de moord op Theo van Gogh, poging tot moord op agenten en omstanders, verboden wapenbezit en bedreiging van het kamerlid Hirsi Ali, waardoor zij maandenlang haar werk niet kon doen. Dit alles met een terroristisch oogmerk. Van Straelen: „Verdachte was er bewust op uit om angst te zaaien en de samenleving te ontwrichten.”
Van Straelen wees bij het formuleren van zijn strafeis op de gevolgen die de moord op Van Gogh heeft gehad: brandstichting in moskeeën en scholen, bekladdingen, vernielingen. Daarvoor is B. „niet in zijn eentje” verantwoordelijk, maar hij heeft er wel de aanzet toe gegeven, aldus de aanklager.
B. hoorde de eis van levenslange gevangenisstraf onbewogen aan. Direct daarna kreeg hij het laatste woord. Hij begon met een Arabisch gebed en liet daarna ondubbelzinnig weten geen spijt van zijn daad te hebben. „Als ik ooit vrijkom en ik zou de mogelijkheid hebben om het nog een keer te doen, ik zou het precies hetzelfde doen.”
B. sprak de moeder van Theo van Gogh persoonlijk toe. „Ik voel uw pijn niet. Dat kan ik niet. Ik weet niet hoe het is om een kind te verliezen dat met zo veel pijn en tranen op de wereld is gebracht. Wat ik wel wil dat u weet, is dat ik uit overtuiging heb gehandeld, niet omdat ik uw zoon haat.”
Dat de moeder van Van Gogh troost zal putten uit het feit dat hij de maximale straf zal krijgen, zei B. te begrijpen. Ook zei hij te beseffen dat zijn handelen voor velen „heel confronterend” is geweest. Toch nam hij opnieuw de volledige verantwoordelijkheid voor zijn daden. „Het zou laf zijn als ik zou proberen de maximale straf te ontlopen.”
B. wilde Theo van Gogh niet beschuldigen van hypocrisie. „Ik denk dat ook hij uit overtuiging dingen zei.” Het ging B. erom dat Van Gogh zijn geloof beledigde. Als zijn vader of broer dat zouden hebben gedaan, had hun hetzelfde lot gewacht. B. zei zich hiervoor te baseren op „de wet die mij opdraagt om iedereen die Allah en de profeet beledigt, zijn kop eraf te hakken.”
Ook voor de door hem bedreigde agenten, direct na de moord, had B. een persoonlijk woord. „Zij hebben het recht om te weten dat ik niet schoot om te ontzien, maar om te doden en gedood te worden.”
B. richtte zich aan het slot van zijn toespraak tot de rechtbank: „U zult het nooit begrijpen, u kunt het niet begrijpen. Wellicht bieden mijn woorden een klein beetje troost voor mevrouw Van Gogh. Voor de rest kan het me niet schelen.”