„Schaf verbod op racisme af”
„Het verbod op racisme moet worden afgeschaft, omdat het de vrijheid van meningsuiting op ontoelaatbare wijze aantast.” Dat betoogde Meindert Fennema, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam, dinsdag tijdens een discussieavond over de verhouding tussen het recht op vrije meningsuiting, de godsdienstvrijheid en het gelijkheidsbeginsel.
Het debat was belegd door Tumult, het Utrechtse debatcentrum voor maatschappelijke en culturele thema’s, islam en burgerschap en het Humanistisch Verbond.
De discussie vond haar oorsprong in de vrijspraak van El Moumni, de imam die met zijn uitspraken over homoseksualiteit veel beroering verwekte. Niet alleen de uitspraak van Fortuyn dat de islam een achterlijke cultuur is, maar ook de moord op hem maakte de discussie actueel. Is een grondrecht als de vrijheid van meningsuiting absoluut, of kent het grenzen?
Fennema maakte onderscheid tussen discrimineren als taaluiting en als handeling. „Iemand de toegang tot een winkel beletten op grond van diens ras, mag niet. Als je echter onderscheid maken in woorden strafbaar stelt, bezorg je mensen het gevoel dat de ander discussieert met een gummiknuppel in zijn colbertje.”
Sociologe Sawitri Saharso van de Vrije Universiteit stemde in met het terugsturen van de voetbalsupporters die in Amsterdam riepen: „Alle Joden aan het gas.” „Zij beschadigden anderen met hun woorden en bovendien was het een provocatie. Ze hadden net zo goed iets anders kunnen roepen.”
Volgens Fennema had dit voorbeeld niets met racisme te maken; het was aanzetten tot haat en agressie. Daarop scherpte hij zijn mening aan. „Er zijn wel gronden voor het beperken van de vrijheid van meningsuiting, al hoort racisme daar niet bij. Aanzetten tot geweld kan niet. Evenmin het in twijfel trekken van andermans menselijke waardigheid. Homo’s mag je dus niet met varkens vergelijken.
Dat iemand de islam achterlijk noemt, terwijl hij zichzelf tot de rooms-katholieken rekent, vind ik trouwens een gotspe. Verder mag je in een democratie niemand uitsluiten. Ik wil regels voor wat wel en niet kan niet baseren op de rechten van de mens. De regels ontwikkelen zich in het democratisch proces.”
In reactie op de tegenwerping dat niet iedereen de democratische spelregels erkent, zei Fennema dat de regels van de democratie daar uitdrukkelijk ruimte voor laten.
Ook de andere deelnemers, CDA-kamerlid Coskun Cörüz en de Leidse hoogleraar staatsrecht Alex Brenninkmeijer, waren van mening dat een democratie tegen een stootje moet kunnen. Cörüz zei dat hij het niet kan bewonderen dat tegenwoordig iedereen elkaar meteen aanklaagt.