Kamer loopt niet warm voor herzien euthanasiewet
Slechts een kleine minderheid van partijen in de Tweede Kamer staat open voor het aan het werk zetten van een commissie van wijzen, die de procedures voor euthanasie bij jongvolwassenen op grond van psychiatrisch lijden moet herzien.

Dat viel woensdag af te leiden uit een rondetafelgesprek dat vanuit de vaste Kamercommissie van Volksgezondheid was georganiseerd door VVD en D66.
De Tweede Kamerfractie van NSC is voorstander van zo’n commissie en pleit daarvoor in een initiatiefnota waarover de Tweede Kamer nog moet debatteren. De deskundigen moeten volgens de partij vooral nadere invulling geven aan het toetsingscriterium “uitzichtloos lijden”. Dat staat nu in de wet, die echter vooral is ontworpen met het oog op patiënten met terminale aandoeningen, zoals kanker, waarbij artsen de effectiviteit van de behandelopties doorgaans redelijk kunnen inschatten. De hoorzitting van woensdag was bedoeld als voorbereiding op dat debat.
Overigens was de expert-meeting georganiseerd door VVD en D66; twee liberale partijen die erom bekend staan euthanasie te zien als een verworvenheid. NSC mocht als indiener van de nota geen mede-organisator zijn.
Voor het selecteren van experts zijn geen bindende procedures en wat daarover binnen de vaste Kamercommissie is gewisseld inzake het gesprek van woensdag geldt als vertrouwelijk. Feit is wel dat vrijwel al de genodigden woensdag eensgezind waren in hun oordeel over de huidige uitvoerings- en toetsingspraktijk rond euthanasie bij jongvolwassenen op grond van psychisch lijden. Namelijk dat die voldoende zorgvuldig is en dat de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) geen externe deskundigencommissie nodig heeft bij de periodieke herziening daarvan.
Tegengeluid
Kinder- en jeugdpsychiater Ivo Aben, verbonden aan Van Laer GGZ, liet als enige een tegengeluid horen, maar van alle Tweede Kamerfracties die op de hoorzitting waren afgekomen toonden slechts NSC en ChristenUnie interesse in zijn inbreng.
Aben noemde het zorgelijk dat euthanasie bij jongeren met psychisch lijden in de praktijk door een kleine groep professionals wordt uitgevoerd. „Dat roept ook vragen op over toetsing, over eenzijdigheid, over blinde vlekken. We hebben hier meer nodig, meer stemmen, meer zorgvuldigheid”, zei hij.
De psychiater pleitte ervoor om naast de gangbare ggz-therapieën ook structureel paramedische interventies in te zetten. „Ik vraag me af of het gebruik maken van dat soort alternatieve opties ook formeel wordt getoetst op het moment dat zo'n euthanasievraag voor ligt. Ik zou het heel belangrijk vinden dat we daar als maatschappij met volle kracht proberen optimaal gebruik van te maken”, aldus Aben. „Als je meerdere mensen aan tafel zet die samen nadenken over wat er nog aan perspectief zou kunnen worden gecreëerd, dan lijkt het me heel goed dat je dat verbreedt. Met alle respect voor mijn eigen beroepsgroep, want we zijn best wel goed en degelijk opgeleid. Maar we overzien natuurlijk niet alles wat er op maatschappelijk vlak is te vinden aan zorg en initiatieven, gericht op herstel. Dus betrek daar anderen bij. Het lijkt mij heel goed als dat geborgd wordt in afspraken dat dat moet.”
Richtlijn psychiaters
Wat de Kamerleden hinderde bij hun oordeelsvorming was dat de uitgenodigde experts van mening verschillen over de vraag of het stijgend aantal euthanasieverzoeken van jongvolwassenen in de psychiatrie gerelateerd is aan de staat van de ggz-zorg. Waar dat voor Aben boven elke twijfel is verheven, trok de aan het Expertisecentrum Euthanasie verbonden psychiater Ton van Balkom dat juist expliciet in twijfel. Hij wees erop dat de euthanasierichtlijn van de NVvP psychiaters al meer dan een decennium ruimte biedt voor het inwilligen van euthanasieverzoeken, maar dat het doorgaans zo’n tien jaar duurt voor zo’n leidraad z’n weg vindt naar de spreekkamer. „Met andere woorden: de stijging van het aantal mensen dat euthanasie vraagt en krijgt, staat misschien wel helemaal los van de problemen in de jeugd-ggz, die er overigens wel degelijk zijn. Die stijging is misschien meer een zaak van professionals die nu meer gaan doen wat ze eigenlijk moeten doen”, aldus Van Balkom.
Clustering
D66-Kamerlid Wieke Paulusma probeerde Abens constatering te ontkrachten dat euthanasie bij jongeren met psychisch lijden in de praktijk door een kleine groep professionals wordt uitgevoerd. Daartoe voerde zij aan dat de 30 euthanasiemeldingen daaromtrent die in 2024 binnenkwamen bij de toetsingscommissies afkomstig waren van 26 psychiaters. Overigens laat dat de mogelijkheid onverlet dat deze onderling samenwerken binnen één of enkele progressieve netwerken.
Dat van een zekere clustering soms wel degelijk sprake is, bleek in 2024 bovendien overduidelijk uit antwoorden van staatssecretaris Karremans (Medische Ethiek) op Kamervragen van NSC. Karremans zet daarin uiteen dat in de periode van 2020 tot en met 2023 in totaal 52 patiënten jonger dan 30 jaar euthanasie kregen op grond van lijden als gevolg van een psychische stoornis. Bij deze 52 meldingen van euthanasie waren 29 uitvoerend artsen betrokken, onder wie 6 psychiaters. Deze zes namen 29 van de 52 euthanasieën voor hun rekening, waarbij één van hen de dodelijke ingreep maar liefst 12 keer toepaste.
Het debat over de initiatiefnota van NSC staat vooralsnog gepland op maandag 16 juni.