Waarom de inflatie niet te laag moet worden
De inflatie in de eurozone is in september gedaald tot 1,8 procent, aldus het Europese statistiekbureau Eurostat dinsdag. Dat is lager dan de 2 procent die de Europese Centrale Bank (ECB) nastreeft. Wat merken consumenten daarvan? Vier vragen.
Een inflatie van 1,8 procent, wat betekent dat?
Simpel gezegd komt het erop neer dat het leven in de landen die de euro gebruiken, 1,8 procent duurder is dan een jaar eerder. Die 1,8 procent betreft een gemiddelde van allerlei goederen en diensten waar we regelmatig geld aan uitgeven: eten en drinken, kleding, huur, reizen, verwarming van ons huis, verzekeringen, ziektekosten enzovoort. De dagelijkse boodschappen zitten erin, maar ook de kapper, een nieuwe fiets, de benzine voor de auto en een smartphone-abonnement.
De inflatie daalt gestaag. In augustus bedroeg ze 2,2 procent, in juli 2,6 procent. De lagere inflatie in september is vooral te danken aan de gedaalde energieprijzen, volgend op de afgezwakte olieprijzen.
In Nederland ligt de inflatie een stuk hoger. Hoe komt dat?
Inderdaad: in Nederland was die (volgens de berekeningsmethode die Europabreed wordt gebruikt) 3,3 procent. Dat is vooral het gevolg van de jaarlijkse verhoging van de huurprijzen in juli. De huren stegen deze keer met 5,4 procent, het hoogste cijfer in meer dan dertig jaar. Dat komt doordat ze sinds 2022 gekoppeld zijn aan de lonen en die zijn in cao-afspraken juist opgeschroefd om het leven betaalbaar te houden. Overigens is ook tabak, die weliswaar door steeds minder mensen wordt gebruikt, in Nederland flink duurder geworden door een forse verhoging van de accijns per 1 april.
Zonder die twee factoren –huur en tabak – zou de inflatie een stuk dichter bij het gemiddelde in de eurozone liggen. CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen sprak dinsdag van 2,5 procent, maar had het toen over de eigen CBS-berekening, die ongeveer 0,2 procentpunt hoger uitpakt dan die volgens de Europese geharmoniseerde systematiek.
Wat heeft de ECB met de inflatie te maken?
De ECB stelt een belangrijke rente vast, die invloed heeft op de ontwikkeling van de economie. Het gaat om de rente die commerciële banken betalen als ze geld lenen van de ECB. Als die rente omhoog gaat, maken banken het op hun beurt duurder voor bedrijven om geld te lenen voor investeringen. Ook hypotheken worden duurder. Tegelijk proberen de banken spaarders te lokken door de spaarrente wat te verhogen. Gevolg is dat bedrijven en consumenten minder geld uitgeven. Daardoor neemt de vraag naar producten en diensten af en dus stijgen de prijzen minder hard: de inflatie neemt af. Als de ECB de rente verlaagt, gebeurt het omgekeerde.
De ECB heeft de rente vanaf de zomer van 2022 stapsgewijs flink verhoogd. Daarmee heeft ze de inflatie weten terug te dringen. Sinds juni is de ECB voorzichtig bezig de rente weer te verlagen.
Waarom mikt de ECB op 2 procent inflatie? Dat betekent nog altijd dat mijn geld minder waard wordt. Is 0 procent niet een beter doel?
Inflatie betekent inderdaad dat je voor dezelfde euro steeds minder kunt kopen. Een inflatie dicht bij nul is echter riskant. Als het dan economisch even tegenzit, kan die zomaar omslaan in deflatie: dalende prijzen. Mensen gaan dan aankopen uitstellen, omdat ze verwachten dat de prijzen verder gaan dalen. Als iedereen dat doet, kan de economie stilvallen met alle risico’s van dien, zoals een oplopende werkloosheid (recessie). Vandaar dat de ECB streeft naar een soort veiligheidsmarge: een „lage maar stabiele inflatie van 2 procent op de middellange termijn”.