Kijk naar Israël zoals Simeon dat deed
Hoe denken we over Israël? Wat is onze positie als christenen uit de heidenen tegenover het oude volk Israël? Laten we ernaar kijken met de hoop van de oude Simeon. Hij verwachtte de vertroosting van Israël.
Een tíjdelijke demonstratie van Gods liefde naar de wereld noemt dr. Steven Paas Gods verkiezing van Israël (RD 16-3). Maar als de liefde van de Allerhoogste een tijdelijk artikel was, zag het er niet best voor ons uit. Zeker, Israël is bijna vanaf het begin ontrouw aan zijn roeping. Het heeft vooral zo enorm gefaald tegenover de Here Jezus. In zijn boek ”Wedstrijd der altaren” (1981) spreekt ds. A.A. Leenhouts van een ambtelijk falen. Israël had als ambt een licht te zijn voor de heidenen maar heeft in die roeping gefaald. Volgens de Thora had Jezus het recht om getoetst te worden. In Deuteronomium 17:18 wordt namelijk geprofeteerd: „Een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u [als Mozes].” Die toetsing kwam er nooit. Toch blijft Gods plan overeind staan: Israël zal een licht voor de volken zijn. Dat moet nog gebeuren.
Jezus kondigt in Mattheüs 23:38-39 het oordeel over Israël aan: „Uw huis wordt aan u overgelaten.” En: „Gij zult mij niet meer zien totdat gij zegt: gezegend hij die komt in de naam van de Here.” Dit oordeel is inderdaad gekomen. Jeruzalem werd verwoest en de Joden werden verdreven. Het „totdat gij zegt” moet en zal nog plaatsvinden.
„Heilig zaad”
Het moderne Israël is niet het Israël van de Bijbel, aldus Paas. Hij bedoelt dat het moderne Israël een staat is zoals Nederland en België. Jesaja spreekt echter over de afgehouwen tronk Israël: De boom Israël is geveld. Er staat alleen nog een tronk, een wortelstomp. Toch ziet Jesaja in de tronk „een heilig zaad” (6:13). Zaad heeft kiemkracht en groeikracht. In geestelijke zin is Israël nog niet ontkiemd, de groei moet nog komen.
Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Dat geldt voor ons als gelovigen uit de heidenen en ook voor het volk der Joden. De profeet Zacharia geeft een toekomstbeeld: Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen Mij aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over Hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene. Te dien dage zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn” (12:10-14). Dit wordt niettemin onmiddellijk gevolgd door Zacharia 13:1: „Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging.”
Reiniging
De vervulling van de profetie van Zacharia komt in vier stappen. De eerste stap is het uitgieten van de Geest van genade en smeken om genade. God zal dat doen, hopelijk binnenkort al. Misschien via zendingsorganisaties, misschien via Messiasbelijdende Joden. Maar God kan ook direct ingrijpen.
De tweede stap is dat de Joden hun blik op God gaan richten. In Zacharia 12:10 staat: „En zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben” (Statenvertaling; het Hebreeuws heeft hier ”Mij”, niet ”Hem”, dat je eerder zou verwachten). De Joden zullen inzien dat ze bij de kruisiging God zelf doorstoken hebben. De grootste rabbi die het Joodse volk heeft voorgebracht. De zoon van de Allerhoogste. Schokkend!
De derde stap is een immense jammerklacht. Iedereen in de rouw, van hoog tot laag. „Hoe hebben we dit kunnen doen?”
De vierde stap is ontzondiging en reiniging, zoals het avondmaalsformulier zegt: „tot een volkomen verzoening van al hun zonden”. En zoals in Romeinen 11:26 staat: „Aldus zal gans Israël behouden worden.”
”Oudste broer”
Hoe denken we over Israël? Wat is onze positie als christenen uit de heidenen tegenover het oude volk Israël? We kijken naar Israël met de hoop van de oude Simeon. Hij verwachtte de vertroosting van Israël. We bidden dat de profetie van Zacharia spoedig werkelijkheid wordt. En we zegenen onze ”oudste broer”.
De auteur was wetenschappelijk medewerker aan de VU Amsterdam, werkte bij TNO en was ondernemer.