„Ik kan niet anders dan christelijk gereformeerd zijn”
Al jong wist hij dat hij dominee wilde worden. Hij wérd het - en inmiddels is hij het 25 jaar. Ds. J. P. Boiten, christelijk gereformeerd predikant in Sliedrecht: „Dat de Heere me vergunt in Zijn dienst te werken, blijft voor mij een onbegrijpelijk wonder, stemt me tot grote dankbaarheid.”
De pastorie is een statig pand, aan het einde van de bijna eindeloze Rivierdijk. Vierentwintig ruimten telt het huis, verdeeld over drie verdiepingen. „Ik denk dat wij een van de grootste pastorieën binnen ons kerkverband bewonen”, zegt ds. Boiten (51). Ooit was de woning eigendom van de befaamde ds. E. du Marchie van Voorthuysen, een man van adel. Hier had hij zijn thuis, omringd door drie personeelsleden.
Het is alweer bijna tien jaar geleden dat ds. Boiten zich verbond aan de christelijke gereformeerde (Beth-El-)kerk in Sliedrecht. Daarvoor stond hij in Schiedam, vijftien jaar lang. „En eigenlijk”, zegt hij, „wilde ik daar helemaal niet weg. Ik was sterk verbonden aan Schiedam, wist me er van ’s Heeren wege geroepen. Ik heb er met hart en ziel mogen werken, en heb het erg moeilijk gevonden om het beroep naar Sliedrecht aan te nemen. Het was ook het twintigste beroep. Maar ik moest.”
Van het kleine Schiedam naar Sliedrecht-Beth-El, een van de grootste gemeenten binnen de CGK. Met ruim 1900 (doop)leden, twee predikantsplaatsen en -tot voor kort- een fulltime pastoraal werker. „Toen we hier als gezin kwamen, dachten we: Zo groot, hoe zal dat ooit kunnen? Maar er is een grote samenbinding. Het is ook een getrouwe gemeente. De diensten worden goed bezocht, ’s morgens én ’s middags. En: ik kan het Woord hier nog kwijt, ook aan jonge mensen. De schriftuurlijk-bevindelijke prediking, die me lief is.”
Neemt hij vruchten op die prediking waar? Ds. Boiten: „Ik meen te mogen zeggen dat het Woord nog kracht doet. Maar echte vrucht is toch nog iets anders, vind ik. Dan ga je zien dat je zonder God leeft, zonder God moet sterven. Om dan vanuit die nood in de ruimte gesteld te worden die er is in Christus. Dat is echte vrucht, die eeuwig blijft. Ik wil het altijd even af kijken: Hoe werkt het verder door? Niet te snel juichen. Is Saul ook onder de profeten? En we weten de afloop. Aan de andere kant mogen we het kleine dat de Heere werkt niet vertrappen.”
De weg naar het predikantschap was er een van veel strijd, zegt ds. Boiten - volgens overlevering een directe afstammeling van Abraham Trommius, auteur van de Concordantie. „Het is door veel diepten heengegaan. Totdat de Heere Zelf sprak, met de woorden uit Jesaja 61: „De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen…” Dat was heel groot voor me. Later schrok ik, toen ik besefte dat dit ziet op de Messias, en dat deze woorden vervuld zijn in Christus. Maar toen mocht ik toch zien dat het de vrucht van Zijn arbeid is dat die blijde boodschap nog gebracht mag worden. En dat Hij daarvoor mensen gebruikt. En zó mag het tot op heden, door Gods genade, zijn. Zó mag ik het Woord bedienen, zó mag ik prediken.”
Hoe zou hij zijn prediking willen typeren? „Prediking is bediening van het Woord, gericht op het hart van de zondaar. In onze kerken heeft altijd gegolden: Een rijke Christus voor een arme zondaar, en hoe die twee bij elkaar komen. Dáár ligt mijn drijfveer. In de loop van mijn leven ben ik ook steeds meer gaan zien dat dit de weg is. De nadruk ligt tegenwoordig erg op: Je moet geloven, in plaats van: Er moet een Godswonder gebeuren. Ik wijs de catechisanten daar ook regelmatig op. Het moet niet van beneden komen, het moet van bóven komen. Johannes 3: Gijlieden moet wederom geboren worden. Eigenlijk staat er dan: van boven geboren worden. Dat is heel wezenlijk, en ik denk dat dít kenmerkend moet zijn voor ons spreken over geloof en bekering.”
Acht keer werd ds. Boiten in de achterliggende kwarteeuw afgevaardigd naar de generale synode. Hij kwam er in aanraking met de CGK in al hun verscheidenheid.
Mét anderen binnen zijn kerkverband erkent hij dat de beide laatste synodes zich kenmerkten door een, voor het oog, grote saamhorigheid. „Maar”, tekent hij aan, „we moeten onze ogen niet sluiten voor de realiteit. Vroeger wáren de spanningen groter. Maar nu gaan we daar gewoon flexibeler mee om. Het is niet zo dat we dichter bij elkaar zijn gekomen. Het uit elkaar groeien gaat door, alleen we accepteren het nu meer. „Jij staat in een behoudende gemeente, ik in een wat minder behoudende; en we weten van elkaar dat we niet in elkaars gemeente zullen preken.”
De ontwikkelingen binnen de CGK gaan door, constateert de predikant. „Natuurlijk, we hebben elkaar van de Heere gekregen, en het is onze roeping om samen verder te gaan. Maar er is wel een grens, en ik heb de indruk dat die steeds dichterbij komt. Dat is het moment waarop het fundament van Schrift en belijdenis wordt verlaten. Door een gemeente, door een predikant. Wij kúnnen, om maar iets te noemen, geen vrouwelijke ambtsdragers accepteren, en een vereniging met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt of de Nederlands Gereformeerde Kerken kan voor mij écht niet.”
En toch, zegt hij, „kan ik niet anders dan christelijk gereformeerd zijn. In de oude lijn, zoals het vanouds onder ons was. Ik ben ook geroepen tot predikant in déze kerken. Maar, als we het fundament van Schrift en belijdenis, als we de schriftuurlijke bevinding kwijtraken, raken we alles kwijt.”
Ds. Boiten is dit jaar voorzitter van het curatorium van de Theologische Universiteit in Apeldoorn. Als zodanig mocht hij vorige week dr. A. Baars installeren tot hoogleraar aan deze universiteit. Het heeft hem „verwonderd”, zegt hij. „Dit is dankzij de goedheid van de Heere.”
Ook elders binnen het onderwijsveld is de Sliedrechtse predikant actief. Als voorzitter van het bestuur van het reformatorische Wartburg College in Rotterdam, als bestuurslid van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS).
„Maar waar ik óók altijd bijzonder veel genoegen aan heb beleefd”, zegt ds. Boiten, terwijl hij op het puntje van de bank gaat zitten, „was het werk voor ons deputaatschap voor evangelieverkondiging onder Israël.”
Negentien jaar lang was hij er lid van. „Ik heb die tijd als zeer leerzaam ervaren. Het was het enige deputaatschap waarvan de vergaderingen altijd begonnen met een bijbelstudie. Welke plaats heeft Israël in Gods heilswerk? In de loop van die negentien jaar ben ik echt anders over Israël gaan denken, ben ik ook tot de conclusie gekomen dat de vervangingsleer niet goed is, niet bijbels is.
Ik ben inmiddels heel wat keren in Israël geweest, en ik hoop er binnenkort weer heen te gaan. En als je dan in een synagoge komt, en je hoort zo’n jongen Genesis 8 voorlezen, dan denk je: Dit is toch zuiver Zijn Woord? Werkt God hier nu ook? En dan weet ik heel goed dat er maar één Weg is tot behoud. Maar zulke ervaringen zetten je toch wel aan het denken. Al die Joden, die zo met het Oude Testament bezig zijn, als die toch allemaal de Messias zouden leren kennen! Dan zijn ze toch veel verder dan wij? En dat houdt me sterk bezig. Ik geef Israël ook altijd een plaats in het gebed - Bidt om de vrede voor Jeruzalem.”