Allereerst is het van belang om de aangifte op tijd te doen. Wie bang is dat dit niet lukt, kan beter uitstel vragen. Dit is eenvoudig te doen via de website van de Belastingdienst of door te bellen met de Belastingtelefoon. Het uitstel wordt dan verleend tot 1 september. Wie te laat aangfite doet, loopt het risico dat hij in een later jaar geen uitstel meer krijgt. Ook kan de Belastingdienst op den duur boetes en geschatte aanslagen gaan opleggen.

Veel gegevens zijn door de Belastingdienst vooraf ingevuld in het aangiftebiljet. Het is de verantwoordelijkheid van de belastingbetaler om deze gegevens te controleren. Sommige items zijn niet ingevuld. Te denken valt aan een lening van een familielid of van de eigen BV voor de eigen woning. Die gegevens moet u zelf invullen. Om renteaftrek over die leningen te kunnen krijgen, moet de lening uiteraard wel aan de gebruikelijke voorwaarden voldoen. Zo moet de lening zijn gebruikt voor de eigen woning en moet die (tenminste) annuïtair worden afgelost.

Ook de aftrekposten zorgkosten en giften zijn normaliter niet vooringevuld. Voor beide is het van belang de betaalbewijzen, zoals bankafschriften, goed te bewaren (al gebeurt dat tegenwoordig vaak digitaal). De Belastingdienst kan hier immers om vragen.

Bij de giften is het van belang dat ze gedaan zijn aan een algemeen nut beogende instelling (anbi). Dat moet u zelf invullen. Kerken en de meeste goede doelen zijn als zodanig erkend. Bij de PKN moeten de giften aan de gemeente en die aan de diaconie afzonderlijk worden ingevuld. De aankoop van collectebonnen is ook als gift aan te merken.

Als u een meerjarige gift (periodieke gift voor tenminste vijf jaar) hebt afgesloten met een anbi, via een speciale overeenkomst, dan moet dat eveneens afzonderlijk worden vermeld. Die giften zijn namelijk volledig aftrekbaar, de andere giften slechts deels.

De diverse aftrekposten zijn aftrekbaar tegen niet meer dan 36,93 procent.

Over box 3 is nog steeds niet volledig uitsluitsel. De methodiek die de Belastingdienst inmiddels kiest om het rendement te bepalen, verzacht wel de pijn voor spaarders. Voor banktegoeden rekent de fiscus in 2023 met een vast rendement van 0,92 procent. Voor overige bezittingen is dat 6,17 procent en voor schulden 2,46 procent.

Het kan de moeite lonen om na te gaan hoe dit uitpakt, vooral als er beleggingen of andere bezittingen zijn met een erg laag daadwerkelijk rendement. Dan zou u bezwaar kunnen maken. De ontwikkelingen in de rechtsspraak gaan op dit punt door. Enige realiteitszin is wel op zijn plaats: iemand met 100.000 euro aan vermogen per 1 januari 2023, waarvan 80.000 euro aan spaartegoeden en 20.000 euro aan rendementsloze beleggingen, wordt in het huidige box 3-systeem mogelijk benadeeld. Maar die benadeling is bij deze bedragen zeer beperkt.

De auteur werkt bij HVK Stevens Belastingadvies.