Combinatie Van Mierlo en Kaag leidt tot de ironie van D66
Minister Sigrid Kaag hield op 9 februari 2020 een bijzondere preek in de remonstrantse kerk in Bussum, gebaseerd op wat de profeet Micha 2500 jaar geleden schreef: „Je weet, mens, wat de Heer van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig te wandelen met je God” (Micha 6:8).
Dat Sigrid Kaag, belijdend rooms-katholiek, zo’n preek zou kunnen houden, zou in de ogen van D66-oprichter Hans van Mierlo als een sprookje, dus niet waar gebeurd, overkomen. Van Mierlo, ook rooms-katholiek opgevoed, heeft al tijdens zijn studie met zijn geloof gebroken.
De tegenstellingen zijn groot: Van Mierlo als architect van een democratische beweging die wilde afrekenen met de rooms-rode coalitie van de jaren 50; Kaag laat een politieke agenda achter zich die het mogelijk maakt om met een nieuwe versie van de rooms-rode coalitie –het Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt en de combinatie PvdA en GroenLinks– een regering te bouwen. De ironie zou Van Mierlo niet zijn ontgaan.
Zeggenschap
De ambitie van D66 was een progressieve en pragmatische volkspartij te zijn met als centraal streven meer zeggenschap van burgers in alle openbare bestuursorganen, van hoog tot laag. Al in de campagne van 1966 lanceerde Van Mierlo de zogeheten ”ontploffingstheorie”: als het bestaande politieke stelsel was opgeblazen, zou de partij worden opgeheven.
Na de verkiezingen van 1967 kwam D66 de Tweede Kamer binnen met zeven zetels. Op haar hoogtepunt, na de verkiezingen van 1994 en 2001, behaalde de partij 24 zetels; op haar dieptepunt, in 2006, slechts drie.
Tijdens de jaren 50 was het Nederlandse poldermodel gebaseerd op een sterke overheid en de rooms-rode coalitie. De overheid samen met de linkse macht van de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij) –voorloper van de PvdA– en de rechtse invloed van de KVP (Katholieke Volkspartij) waren de bouwstenen voor een vorm van samenwerking waarin consensus altijd de boventoon voerde.
Met de komst van D66 en de roep om democratische zeggenschap zijn de eerste stenen gelegd voor meer openheid en burgerinitiatieven. Maar ook de beginselen voor een terugtredende overheid.
Paars-plus en neoliberalisme
Van Mierlo was de trotse architect van ”paars”: de eerste regering zonder de confessionele partijen sinds 1917. Maar wat heeft paars Nederland gebracht? Een liberale koers: euthanasie werd legaal en de eerste homohuwelijken ter wereld werden gesloten. Staatsrechtelijke vernieuwing via referenda en de gekozen burgermeester –toch twee belangrijke D66-onderwerpen– kregen echter niet de nodige politieke steun.
Op socio-economisch gebied kreeg het kabinet een periode van ongekende groei. Het kabinet zorgde voor sterke lastenverlichting voor burgers en bedrijven. Het aantal regels op economisch gebied werd verminderd.
Ook zette de overheid de eerste stappen achteruit. Onder paars werd zij een van de vele consumenten. Ook ontdekten de VVD, de PvdA en D66 dat zij, zonder het toeziend oog van de confessionele partijen, op vele dossiers nauwelijks van elkaar verschilden. Het was veel gemakkelijker geworden om op allerlei terreinen vele wetten en nieuwe voorstellen door de Tweede Kamer te loodsen.
Onder tien jaar Rutte bleef de overheid een concurrent van marktpartijen. Ze leek zelfs op een grabbelton van oneliners. Verschillende crisisjes tastten de legitimiteit van de overheid slechts verder aan. Zoals de nog steeds niet herstelde en niet gecompenseerde fouten in het toeslagenschandaal en de trage compensatie van aardbevingsschade in Groningen.
Toch heeft D66 onder het kabinet-Rutte IV de dossiers klimaat en opleiding een leidende positie gegeven. Dat zijn belangrijke onderwerpen voor toekomstige regeringen. Is het historische succes van D66 het aandragen van onderwerpen die toekomstgericht zijn maar toch door de kiezer worden afgestraft? Bouwstenen aanleveren voor toekomstig beleid? Zijn dit de pijnlijke lessen die D66 moet verwerken? Wim Kan zei over Jan Terlouw: „Hij is de leider van de toekomst en dat zal hij blijven.” D66 ook?
Hoe verder?
Het laatste woord is aan Thorbecke, de architect van de Grondwet, de Nederlandse staatsinrichting en de parlementaire democratie. In zijn biografie van Thorbecke uit 2018 schreef auteur Remieg Aerts: „Hij (Thorbecke) wilde een objectieve, stelselmatige, wettige politiek vestigen, ‘de heerschappij van het recht’. De kern daarvan was een scherp besef van het verschil tussen publiek- en privaatrechtelijke verhoudingen. Kaderwetgeving moest zorgen voor de inrichting van een logisch, flexibel staatsbestel, met een zwaartepunt in het parlement dat de verantwoordelijke burgerij vertegenwoordigde.”
In de komende tijd moeten wij de woorden van de profeet Micha niet vergeten: „Je weet, mens, wat de Heer van je wilt.”
De auteur is politicoloog (MA, Carleton University, Ottawa, Canada).