De dag voor Kerst 1913: strategische stemming over wet
Washington, 1913, de dag voor Kerst. De Senaat van de VS krijgt een wetsvoorstel voorgelegd. Van de 68 aanwezige senatoren stemmen 43 voor en 25 tegen.
Wat de overige 28 senatoren van het voorstel vinden –de Senaat telt dan 96 leden en niet 100 zoals thans– is niet bekend geworden, zij zijn al naar huis om met Kerst met hun geliefden te zijn. Vergeet niet dat in die tijd de reistijd van de hoofdstad naar de thuisstaten van de senatoren lang is. En dus wordt het voorstel met een ruime meerderheid aangenomen. Inhoud: de oprichting van de Fed, de Amerikaanse centrale bank, zaterdag 110 jaar geleden.
Het idee voor de oprichting van de centrale bank werd geboren na de financiële crisis van 1907 en was zeer omstreden. In 1911 stelde senator Nelson Aldrich het genoemde wetsvoorstel op, na vele geheime beraadslagingen. Pas in 1910 werd bekend dat die besprekingen gaande waren. Een daarvan was op het Jekyll-eiland, voor de kust van de Amerikaanse staat Georgia, waar verschillende topbankiers bij elkaar kwamen onder het mom van een eendenjacht. Daar zou de oprichting van een centrale bank geregeld zijn.
Het voorstel voor de oprichting van de Fed kon niet bepaald rekenen op veel animo onder politici. Een van de punten van kritiek was dat Aldrich niet onpartijdig was, gezien zijn innige banden met veel belangrijke bankiers van die tijd, zoals J.P. Morgan. Een andere, John Rockefeller, was zijn schoonzoon. De oprichting van een centrale bank zou volgens critici in het parlement te veel macht aan bankiers geven en te weinig aan de regering in Washington.
Uiteindelijk werd het voorstel echter in stemming gebracht, na maanden van debatten en aanpassingen. Bewust op de avond voor Kerst omdat veel senatoren dan weg zouden zijn. Als alle senatoren aanwezig geweest zouden zijn, was het voorstel waarschijnlijk afgewezen.
Ruim een eeuw later is de Fed vooral bekend vanwege –heel tegenstrijdig– haar taak om de waarde van de dollar stabiel te houden door voor lage inflatie te zorgen. Als de prijzen elk jaar een beetje stijgen, ontstaat na een wat langere periode een behoorlijke uitholling van de dollarwaarde. Twee procent inflatie per jaar betekent dat één dollar na tien jaar een kwart van zijn koopkracht kwijt is.
De oprichting van de Fed was geen goed nieuws voor de waarde van de dollar. Sindsdien is de koopkracht ervan met ruim 95 procent verminderd. Wat je voor 1 dollar kon kopen in 1913, kost tegenwoordig ruim 25 dollar. De Fed heeft namelijk in loop der tijd veel te veel bankbiljetten gedrukt.
Aangezien de Fed de facto de centrale bank van de wereld is, zien we hetzelfde beeld ook buiten de VS. De best presterende munten waren de Nederlandse gulden en de Zwitserse frank. De koopkracht van die munten daalde het minst in de afgelopen eeuw.
De Amerikaanse president die de wet ondertekende was Woodrow Wilson. Hij zou na die daad gezegd hebben „de ongelukkigste man ter wereld te zijn” omdat hij met de ondertekening „onbewust zijn land had geruïneerd”.
De auteur is hoofdeconoom bij OHV Vermogensbeheer.