Rekenkamer ziet Limburg achterlopen in de energietransitie
De provincie Limburg loopt achter in de energietransitie. Dat concludeert de Zuidelijke Rekenkamer in een onderzoek naar de stand van zaken in zowel Limburg als Noord-Brabant. Beide provincies moeten volgens de rekenkamer „extra inspanningen” leveren om de eigen doelen en de landelijke afspraken te kunnen waarmaken, met name Limburg.
De vijf grote provinciale rekenkamers hebben in 2018 al eens onderzocht hoe de transitie van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen verloopt. „Sindsdien is er al weer veel veranderd. Klimatologische veranderingen zijn steeds concreter voelbaar, de oorlog in Oekraïne heeft ons geconfronteerd met keerzijden van de afhankelijkheid van fossiele energie uit het buitenland en tegelijkertijd is de capaciteit op het zwaarbelaste elektriciteitsnetwerk zeer beperkt”, aldus de Zuidelijke Rekenkamer, die daarom nu nogmaals zo’n onderzoek heeft gedaan.
Limburg vaart volgens de rekenkamer „een eigen koers”, die afwijkt van internationale en landelijke doelstellingen en waarin weinig ambitie zit. „De provincie bevindt zich in de achterhoede met betrekking tot het aandeel duurzame energie”, aldus de onderzoekers, die maar weinig „harde streefcijfers” zien in het nieuwe Limburgse coalitieakkoord. De inmiddels gerealiseerde CO2-reductie dankt Limburg volgens de rekenkamer vooral aan „ontwikkelingen buiten de provincie”. Limburg moet „de regierol steviger oppakken” om de doelen en afspraken te kunnen halen die voortkomen uit het in 2019 opgestelde Nederlandse klimaatakkoord.
Het doel is om in 2030 49 procent minder broeikasgassen uit te stoten in vergelijking met 1990 en in 2050 volledig klimaatneutraal te zijn. Het nieuwe provinciebestuur in Noord-Brabant heeft in het coalitieakkoord nog iets ambitieuzere cijfers opgenomen, maar volgens de rekenkamer staat de teller voor broeikasgassen ’pas’ op 33 procent reductie.
Ook Brabant heeft hoge ambities wat betreft duurzame energie: in 2030 moet dit aandeel 50 procent zijn en in 2050 100 procent, voornamelijk gerealiseerd op eigen bodem. Volgens de rekenkamer is dit gezien de beperkte ruimte in de provincie niet realistisch. Brabant staat wat betreft gebruik van duurzame bronnen voor energie (zoals zon en wind) op ruim 11 procent, rond het Nederlandse gemiddelde. Flevoland loopt voorop met zo’n 40 procent, Limburg staat onderaan met ruim 6 procent.