„Slechts klein deel schutters VS heeft psychische problemen”
Veel schutters die een bloedbad aanrichten lijden aan een psychische aandoening. Dat is algemeen de gedachte. „Maar die klopt van geen kant,” zegt de Amerikaanse psychiater Ragy Girgis op basis van uitgebreid onderzoek.
Robert Card, de man die wordt gezocht in verband met de schietpartij woensdagavond in de staat Maine, heeft mentale problemen, schrijven Amerikaanse media. Door als een wilde rond te schieten doodde hij volgens naar beneden bijgestelde cijfers tenminste achttien mensen en raakten er dertien gewond. . „Wat doet een psychisch gestoord iemand ook met een semiautomatisch geweer?” vroeg een inwoner van de stad Lewiston waar de shooting plaatsvond.
Ragy Girgis, universitair hoofddocent klinische psychiatrie aan Colombia University, wil over dit specifieke geval geen oordeel vellen. Wel zegt hij dat het een wijdverbreide misvatting is dat shootings vooral bedreven worden door psychisch zieken.
Met behulp van de Columbia Mass Murder Database onderzocht hij alle grotere schietpartijen (met tenminste vier doden, de dader niet meegerekend) die er in de VS sinds 1900 zijn geweest. Op grond daarvan stelt Girgis dat het slechts in 5 procent van de gevallen gaat om een dader die een ernstige psychische aandoening heeft, zoals psychose. In een kwart van massaschietpartijen zijn andere psychische problemen de oorzaak, zoals depressie. „In totaal heeft dus een derde van alle daders een mentaal probleem,” aldus de expert op het gebied van ernstige psychische aandoeningen.
„Het vervelende is dat de media en beleidsmakers al snel het etiket „psychisch ziek” op daders plakken; vaak zonder dat ze zich echt hebben verdiept in de persoon en zijn achtergronden. Mensen die geen expert zijn op het gebied van psychische aandoeningen hebben ook de neiging om slecht gedrag, vaak immoraliteit, gelijk te stellen aan psychische aandoeningen. Dit is een valse gelijkwaardigheid,” aldus Girgis. Met stelligheid zegt hij: „Ik wil niet ontkennen dat psychische problemen voor daders een reden kunnen zijn, maar ik keer me tegen generalisering en overdrijving.”
Geen profielen
De gedachte dat veel schietpartijen kunnen worden voorkomen als hulpverlenende instanties signalen vooraf beter zouden oppikken, wijst hij af. „Aan ruim de helft van alle grotere schietpartijen gaan geen alarmsignalen vooraf: geen gediagnosticeerde geestesziekte, geen middelengebruik, geen geschiedenis van criminaliteit, niets.
Ze worden over het algemeen gepleegd door mannen van middelbare leeftijd die reageren op een ernstige of acute stressfactor.” Als voorbeelden noemt hij: echtscheiding, ontslag, faillissement en afwijzing door de sociale omgeving. „Ze zijn dus niet gepland, waardoor ze erg moeilijk te voorkomen zijn,” aldus Girgis. „Ja, achteraf weten we altijd precies te vertellen wat er fout is gegaan. Maar dat is mij te gemakkelijk.”
In het onderzoek dat Girgis twee jaar geleden publiceerde noemt hij de moderne cultuur als een belangrijke factor voor shootings. „In een cultuur waarin geweld door media, films en games wordt geromantiseerd, grijpen mensen snel naar een vuurwapen. Wil je het gebruik van wapens terugdringen, dan moet je als overheid daar maatregelen tegen nemen.”
Daarnaast pleit de docent ervoor om in de berichtgeving sober te zijn. „Sensationele krantenkoppen, foto’s en persoonlijke informatie over de schutters, slachtoffers en daders zorgen voor de bekendheid waar daders van massale schietpartijen naar hunkeren en kunnen anderen ertoe aanzetten dergelijke daden uit te voeren.” Het achterwege laten van dergelijke details acht hij „een van de gemakkelijkste, snelste en meest effectieve interventies tegen massaschietpartijen.”