„Kerkelijke websites zijn vaak eindeloos saai”
Wekelijks een blik op de kerkelijke bladen, aangevuld met citaten uit de kerkelijke wereld.
„Wat zich (…) in Israël heeft afgespeeld grenst aan het ongelooflijke. Wie maar enkele beelden gezien heeft van wat Hamas aanrichtte, wordt vervuld met afgrijzen.
We weten het uit de geschiedenis dát de mens tot vreselijke dingen in staat is, maar steeds opnieuw welt de vraag op: hóé komt hij zover ze te doen? Zeker is dat iemand die onmenselijke wreedheden begaat een grens is overgegaan. Er is in elk mens een zintuig dat hem binnen bepaalde grenzen houdt, dat zegt wat goed is. Toch is dit zintuig onmachtig tegen de invloed van de boze. Daarom zei Luther dat het met de goede wil van de mens niets gedaan is. Wat stelt zijn wil voor als er sprake is van propaganda, bij (vermeend) onrecht, tegenover de lust tot macht, tegenover een groepsgeest?
Poesjkin schreef een gedicht Demonen. Hij dichtte het na onderzoek gedaan te hebben naar een bendeleider die aan het eind van de 18e eeuw in het Oeralgebied dood en verderf had gezaaid. Hij wijdde er ook een roman aan, De Kapiteinsdochter (1836). De hoofdpersoon in het boek ontmoet de toekomstige bendeleider in een sneeuwstorm: ineens doemt hij voor hem op, als zijn slee door de sneeuw moeizaam een weg zoekt. De striemende sneeuwvlokken zorgden ervoor dat hij hem nauwelijks kon onderscheiden: ging het om een boom of om een wolf? In het gedicht Demonen is ook sprake van een sneeuwstorm. Onwillekeurig denk je aan de bezeten krachten in de geschiedenis, waarachter de vurige ogen zichtbaar worden van de boze.
Wervelende vlokken vlagen,
Dansen, spookachtig verlicht
Door de maan, die zij verjagen;
Duister heerst, het zwerk zit dicht.
In dit landschap, leeg en zuiver
Luister ik naar het geluid
Van de belletjes, ik huiver.
Komt de trojka nog vooruit?
„Vort maar voerman!” „Vastgezogen,
Loodzwaar lijkt de slede, hier,
En de sneeuw plakt in mijn ogen,
’k Zie geen hand voor ogen meer.
Ach, we zijn verdwaald, al uren,
En ik weet hier heg noch steg.
Daar, een duivel! Hij wil sturen,
Telkens raak ik van de weg.
Waar de sneeuwjacht huilt en loeit,
Kolkend, opwolkend, verstuivend…
Kijk hem gaan, een kooltje gloeit
In zijn ogen, kijk hem springen
In een woeste duivelsdans,
Waar hem nachtgeesten omringen
In een wezenloze glans.
Wie moet bij deze laatste zinnen niet denken aan de horden die bij Gaza al moordend aanstormden?
Wat stel je tegenover deze demonie? Luther schreef in ”De geknechte wil” dat een mens als een dier is, dat bereden wordt óf door de boze óf door God.
Tegenover de boze staat Christus, die de werken van de boze afbreekt. Tegen de kracht van de boze is uiteindelijk nergens een veiliger plek dan bij Hem, bij zijn barmhartigheid. Maar de Here Christus behartigt ook het recht, de Wet. Waar het kwade zich breed maakt, moet recht geschieden: er moet dus recht gedaan worden op aarde, zónder tot haat te vervallen. Dat is moeilijk, vooral voor Israël. Waar vinden wij houvast tegen de draaikolk van haat? Bij de God van Israël: Lees de Psalmen. Vooral bij Christus. Christus is weliswaar niet zonder de Wet, niet zonder het recht, maar Hij behoedt voor haat. Zijn leven, zijn stem, zijn Geest staat daar borg voor.
Dat Israël en de wereld niet terecht komen in een spiraal van haat is belangrijk. Het houdt de mogelijkheid voor een oplossing open. Hamas hééft niet liever dan dat Israël rücksichtslos optreedt: het heeft effect op de wereldopinie, het boycot de vergevorderde vredesonderhandelingen met Arabische landen, het verhoogt Hamas’ status.
Floris Bakels vertelt na zijn ervaring in Duitse concentratiekampen: „Er zijn twee soorten van gevangen-zijn. Allereerst die van opsluiting, daarnaast die van de haat. De Duitsers tergden ons, in de hoop dat wij hen gingen haten. Dan waren we pas écht gevangen.” Mede om dát te verhoeden, leert Christus ons bidden: „Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede (Gods wil waar ook ons geweten naar verwijst) én: „Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.””
Dr. H. Klink, predikant van de hervormde gemeente in Hoornaar, in het jongste nummer van Ecclesia (orgaan van de Vrienden van Dr. H.F. Kohlbrugge).