Meditatie: Gods volk vermaand
Judas:20
„Maar geliefden, bouwt gij uzelf op uw allerheiligst geloof, biddende in de Heilige Geest.”
De Heere betoont openlijk, dat Hij de onveranderlijke Verbondsgod is van Israël dat Hij Zich tot een erve verkoren heeft, dat Hij nooit zal begeven noch verlaten, maar in Zijn kracht bewaren zal tot in eeuwigheid. Een vraag zal mogelijk deze zijn: als de uitverkorenen onmiddellijk in de kracht Gods zo bewaard worden, zijn dan niet alle vermaningen, beloften en bedreigingen tevergeefs? Hoe kunnen zij in de heilige Bijbelbladen zo dikwijls vermaand worden, om zichzelf te bewaren (1 Timotheüs 5:22; Jakobus 1:27; Judas:21)? Hoe kunnen zij vermaand worden, om hun eigen zaligheid uit te werken met vreze en beven, als zij immers onmiddellijk in de kracht Gods bewaard worden?
Ik antwoord: hun onmiddellijke bewaring in de kracht Gods, neemt hun hoogste verplichting niet weg om zichzelf rein, onbesmet van de wereld en in de liefde Gods te bewaren, en hun zaligheid met een kinderlijke vreze uit te werken.
Door de vermaningen wordt hun alleen hun plicht voorgesteld. Zij zien het gevaar, waarin zij zich bevinden, en hun machteloosheid, dat zij zichzelf niet kunnen bewaren. Dit brengt hen in het verborgen op hun knieën voor God, om in de kracht Gods bewaard te worden. Zij worden bewaard in de kracht Gods, door het geloof. Duidelijk is, dat hier niet wordt niet bedoeld een historisch geloof, noch het wondergeloof, noch een tijdgeloof, maar het oprecht zaligmakend geloof!
Christiaan Salomon Duytsch, predikant te Mijdrecht
(”De gelukstaat, de roem en de bewaring van een gelovig christen, voorgesteld in drie leerredenen”, 1779)