Wereld mag nieuwe genocide in Darfur niet laten gebeuren
In Darfur vinden wreedheden plaats die doen denken aan de massale gruweldaden van 2003. Alleen heten de Janjaweedmilities van weleer nu de Rapid Support Forces. De internationale gemeenschap is verplicht om er iets tegen te doen.
De bevolking van de Sudanese regio Darfur wordt andermaal geteisterd door massale wreedheden. Er wordt zelfs gesproken van (opnieuw) een genocide. Door het conflict zijn meer dan vijf miljoen mensen in Sudan hun huizen ontvlucht.
Het is twintig jaar geleden dat de eerste genocide in deze regio begon. Nu worden in Darfur opnieuw niet-Arabische burgers opgejaagd en afgeslacht, volgens ooggetuigen en overlevenden. Vrouwen en meisjes zijn het slachtoffer van seksueel geweld en mensenhandel.
Er vinden dus opnieuw misdaden tegen de menselijkheid plaats. Toch is er bitter weinig internationale aandacht. Heeft de internationale gemeenschap een decenniaoude verplichting om burgers te beschermen tegen massale wreedheden, bekend als de ”verantwoordelijkheid om te beschermen”, de rug toegekeerd?
Belangrijke vraag
In 2000 vroeg de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties Kofi Annan aan de internationale gemeenschap: „Als humanitaire interventie inderdaad een onaanvaardbare aantasting van de soevereiniteit is, hoe moeten we dan reageren op een Rwanda, op een Srebrenica – op grove en systematische schendingen van de mensenrechten die elk voorschrift van onze gemeenschappelijke menselijkheid schenden?”
Een belangrijke vraag. Al eeuwenlang heerste in internationale betrekkingen het soevereiniteitsprincipe: wat er binnen de grenzen van een land gebeurde, was de verantwoordelijkheid van de overheid van dat land. Regerende overheden waren zo goed als vrij om te doen wat ze wilden, zonder angst voor buitenlandse inmenging.
Na de Tweede Wereldoorlog begonnen staten bereidwillig een deel van hun soevereiniteit op te geven door zich aan te sluiten bij de nieuw opgerichte VN. Er werden allerlei akkoorden afgesloten waaraan ze zich zouden houden. Maar zelfs na de gruwelen van de Holocaust en de belofte ”dit nooit weer” keek de wereld toe toen er een genocide plaatsvond in Rwanda in 1994 en in Srebrenica in 1995.
In 2001 probeerde de International Commission on Intervention and State Sovereignty een antwoord te formuleren op de vraag van Annan. Ze introduceerde het concept dat intussen bekendstaat als de ”verantwoordelijkheid om te beschermen”. Wanneer een staat niet bereid was om zijn verantwoordelijkheid om burgers te beschermen na te komen, of zelf massale wreedheden beging, verschoof voortaan de verantwoordelijkheid, via de VN, naar de internationale gemeenschap.
Revolutionair idee
De commissie duidde de verantwoordelijkheid om te beschermen nader aan als de verantwoordelijkheid om te voorkomen, te reageren en opnieuw op te bouwen. Het eerste (voorkomen) is gericht op de aanpak van de onderliggende oorzaken van conflicten. Dat moet massale wreedheden voorkomen. Het tweede (reageren) verwijst naar de reactie van de wereld op aanhoudende massale wreedheden, door diplomatieke interventies, sancties en soms militaire interventie. Het derde (wederopbouw) staat voor hulp aan een land bij het herstel na een conflict. Dit om het land na een conflict te stabiliseren en zo toekomstige wreedheden te voorkomen. Vaak wordt vooral de verantwoordelijkheid om te reageren (meer specifiek militaire interventie) geassocieerd met de verantwoordelijkheid om te beschermen. De tekst van de commissie stelt echter duidelijk dat militaire interventie alleen als laatste redmiddel mag worden gebruikt. „Preventie kost veel minder dan ingrijpen om deze misdaden te stoppen of de nasleep ervan te verwerken”, aldus de VN.
Het concept van de verantwoordelijkheid om te beschermen was in veel opzichten revolutionair. Slechts vier jaar nadat het concept werd geïntroduceerd, namen de lidstaten het principe aan, op de VN-wereldtop van 2005. „We zijn bereid om collectieve actie te ondernemen (…) als vreedzame middelen ontoereikend zijn en nationale autoriteiten er duidelijk niet in slagen om hun bevolking te beschermen tegen genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuivering en misdaden tegen de menselijkheid”, beloofden wereldleiders in een gezamenlijke verklaring. Er was echter geen sprake van bindend internationaal recht. Staten waren niet verplicht om de bepalingen na te leven. Er golden geen sancties als landen er niet in slaagden bevolkingen te beschermen.
Eerste test
De noodzaak van de verantwoordelijkheid om te beschermen bleek duidelijk uit het feit dat er in Darfur een genocide aan de gang was terwijl het concept door de VN werd besproken. Slechts tien jaar na de genocide in Rwanda was de niet-Arabische burgerbevolking in het westen van Sudan het doelwit van systematische vernietiging. Er volgden sancties en krachtige woorden van de VN en verschillende landen. Maar in de eerste jaren van de genocide in Darfur werd er weinig directe actie ondernomen. Het kostte de VN vier jaar om een vredesmissie goed te keuren.
Zelfs toen de VN-blauwhelmen eindelijk in Darfur waren, ging het geweld door. Er werden tussen de 200.000 en 400.000 mensen gedood. Miljoenen raakten ontheemd. Velen vluchtten naar Tsjaad, waar ze nog steeds wonen.
In verschillende boeken en artikelen wordt de reactie (of het gebrek daaraan) op de genocide in Darfur geanalyseerd. De meeste auteurs beschouwen het optreden van de internationale gemeenschap als een mislukking van het solidariteitsprincipe. Dit ondanks de vredesmissie, de publieke aandacht en de diplomatieke betrokkenheid. Het is niet gelukt om burgers te beschermen en daders verantwoordelijk te houden. Velen die de eerste genocide op hun geweten hebben, begaan nu weer wreedheden, zeggen waarnemers.
Erger dan vroeger
Er is een belangrijk verschil tussen vandaag en twintig jaar geleden. Er is nu weinig animo bij de internationale gemeenschap om een einde te maken aan de slachting. De Keniaanse president William Ruto heeft gepleit voor een nieuwe vredesmissie, maar de VN en de Afrikaanse Unie hebben hem daarin niet gesteund. De laatste VN-missie in Darfur stopte in 2020.
De Verenigde Staten hebben sancties opgelegd aan elementen binnen de Rapid Support Forces. De Soedanese strijdkrachten hebben herhaaldelijk de daders van gruweldaden ter verantwoording geroepen. De Amerikaanse ambassadeur voor wereldwijd strafrecht, Beth Van Schaack, heeft verklaard dat het geweld in West-Darfur „een onheilspellende herinnering is aan de gruwelijke gebeurtenissen die de Verenigde Staten er in 2004 toe hebben gebracht te verklaren dat er in Darfur een genocide aan de gang was”. Maar ze zei niet dat er opnieuw een genocide plaatsvond. Historisch gezien zijn de genocide- bepalingen van de VS politieke beslissingen die vaak worden vertraagd door juristen van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Wankele doctrine
De vraag over de levensvatbaarheid van het principe van de verantwoordelijkheid om te beschermen gaat over veel meer dan de crisis in Darfur. In de afgelopen twintig jaar is de internationale gemeenschap er niet in geslaagd burgers te beschermen in Syrië, Zuid-Sudan, de Democratische Republiek Congo, Jemen, Myanmar en Ethiopië. Het concept heeft dus geen geweldige staat van dienst.
Het lijkt erop dat zelfs de secretaris-generaal van de VN het vertrouwen in de doctrine heeft verloren. In António Guterres’ recente, beleidsdocument ”New Agenda for Peace”, waarin hij zijn visie op een vreedzamere wereld uiteenzet, komt de term ”verantwoordelijkheid om te beschermen” niet één keer voor.
Misschien is het na twee decennia van beperkt succes, flagrante schendingen en algemene apathie tijd om de ”verantwoordelijkheid om te beschermen” met pensioen te sturen. En moeten we zoeken naar een nieuw antwoord op de vraag van Kofi Annan.
De auteur is universitair docent genocidestudies en mensenrechten aan de Universiteit van Connecticut. Bron: IPS/The Conversation.