China dreigt het nieuwe Japan te worden
De economie groeit snel, soms zelfs met dubbele cijfers. Ze zal qua omvang binnen afzienbare termijn die van de Verenigde Staten passeren en dan is ze de mondiale nummer één. Welk land bedoelen we? China, zegt u. Klopt, maar de laatste tijd lijkt het erop dat we beeld en vooruitzichten moeten bijstellen.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw waren er dezelfde prestaties van en vergezichten voor een andere speler uit Azië: Japan. Ik herinner me dat ik best wel onder de indruk raakte van de perspectieven die analisten voor die aanstormende grootmacht schetsten bij de introductie van een beleggingsfonds voor aandelen van bedrijven uit dat land. Onstuitbaar leek de opmars. Tot het eind van het decennium. Toen ging het helemaal mis en het lukte Japan daarna niet meer terug te keren naar het oude, bewonderde groeipad, ondanks tal van stimuleringspakketten. Sindsdien worstelt het land voortdurend met stagnatie, krimp en deflatie.
Vandaag de dag klinkt de vraag of China misschien eveneens in zo’n zwart scenario verzeild raakt. Want ook daar gaat het niet goed. De verwachting luidde dat na het opheffen van de strenge coronalockdowns eind vorig jaar een voorspoedig herstel zou inzetten. Maar de opleving blijft uit. Export en import zakten de afgelopen maanden fors in, de omvang van de jeugdwerkloosheid is recordhoog, consumenten houden de hand op de knip en de prijzen dalen, ofwel: deflatie.
Het land heeft vanaf omstreeks 1980, toen het de vensters naar buiten opende, een geweldige sprong voorwaarts gemaakt qua ontwikkeling en welvaart. Voor veel inwoners betekende het weg uit de armoede. Investeringen in infrastructuur en woningen fungeerden als stuwende motor van de snelle economische expansie. Logisch, want zulke uitgaven zijn nodig voor de transitie naar een industriële samenleving.
Maar de vastgoedmarkt is een zeepbel geworden. China heeft te veel gebouwd voor een nu krimpende en vergrijsde bevolking. Leegstand, waardedalingen en hoge schulden zijn de gevolgen. Het groeimodel werkt niet meer. Consumentenbestedingen moeten de rol van aanjager van de economie overnemen, maar die omschakeling blijkt lastig.
Groeiprognoses worden neerwaarts aangepast. De meeste ramingen voorzien voor de toekomst een plus van jaarlijks 2 à 3 procent. Dat is erg weinig vergeleken met voorheen: tot 2010 gemiddeld 10 en daarna zo’n 7 procent.
Wordt China het nieuwe Japan? De meningen zijn niet eensluidend. De gelijkenis dringt zich in ieder geval op. Er speelden in Japan dezelfde problemen. Het knappen van de vastgoedbubbel markeerde destijds het begin van de malaise.
Voor de westerse centrale banken komt de terugval even best wel goed uit. Producten van ginds worden goedkoper en minder bedrijvigheid daar drukt de vraag en daarmee de prijzen van grondstoffen. Als China deflatie exporteert, is dat gunstig voor de strijd hier tegen juist de ínflatie.
Een langdurige crisis zal echter niet gunstig uitpakken. De wereldeconomie verliest dan een gangmaker. Als deze belangrijke speler in de internationale handel het blijvend laat afweten, zal de rest van de wereld dat ongetwijfeld merken.
De auteur is oud-redacteur economie van het RD.