Het verdwenen Indië
Steeds minder mensen kunnen uit eigen ervaring vertellen hoe het in Nederlands-Indië was voor de soevereiniteitsoverdracht in 1949. Van de tientallen bejaarde ooggetuigen die Frank Vermeulen de afgelopen jaren sprak voor NRC Handelsblad, zijn er inmiddels meerderen overleden.
Vermeulen heeft de interviews nu uitgewerkt en gebundeld. Zo ontstaat een breed palet aan ”Herinneringen aan Indonesië in de koloniale tijd”. Het geeft een beeld van een verdwenen samenleving in een overzees gebiedsdeel dat na de Japanse bezetting op eigen benen wilde staan.
Dat verleden schudt Nederland zomaar niet van zich af. Veel Nederlanders hebben voorouders die kortere of langere tijd in Nederlands-Indië zijn geweest. Omstreden geweld leidde tot onderzoek dat op zijn beurt ook weer omstreden is. Het prikkelt de nieuwsgierigheid naar hoe het daadwerkelijk was, daar in die archipel aan de andere kant van de aardbol.
Er zijn nog veel mensen die uit eigen ervaring kunnen vertellen over de geuren, de smaken, de kleuren en de mensen in het eilandenrijk. Over de hiërarchie die werd bepaald door afkomst en huidskleur. Over de Japanse overheersing en de daaropvolgende Bersiap –moorddadige aanvallen van Indonesische jongeren op niet-inlanders, zoals Europeanen, Chinezen en Molukkers– en de onafhankelijkheidsstrijd. Het levert boeiende verhalen op over een verdwenen samenleving waarnaar soms werd terugverlangd en soms ook niet.
Tijdens de Japanse bezetting hebben kinderogen gruwelijke dingen gezien; moord en verkrachting. Nauwelijks waren de geïnterneerden uit de kampen bevrijd of ze vielen ten prooi aan opgezweepte volkswoede. De veerkracht waarmee die traumatiserende gebeurtenissen zijn verwerkt, is opmerkelijk. Al laten niet alle gevoelens zich in woorden vangen.
Veel komt in het boek aan de orde. Veel ook niet; godsdienst bijvoorbeeld krijgt nauwelijks aandacht. Sommige geïnterviewden zijn weleens terug geweest naar Indonesië, of zelfs vaak. Of nooit. „Een bewogen leven, hè? Ik heb er nog moeite mee. Toen mijn broer en mijn zusje naar Indonesië met vakantie gingen, kon ik niet mee omdat ik te veel heb meegemaakt daar”, zegt Bertie Best-Berg, die haar vader én haar verloofde daar verloor.
Vermeulen schrijft vanuit persoonlijke betrokkenheid: hij was correspondent in Jakarta, de stad waar zijn moeder werd geboren en zijn vader als militair naartoe werd gestuurd: „Ik ben mij er scherp van bewust dat de hele koloniale erfenis onder hoogspanning staat, en dat in Nederland én Indonesië volkenrechtelijke gevoeligheden hierover nog steeds hoog liggen opgetast.”
Vermeulens visie is helder: Nederland heeft in Indië weinig gedaan waar het trots op kan zijn; er was sprake van een „christelijke mythe, de ‘zedelijke missie’, die Nederland had om Indonesië te ‘beschaven’.” Dat zegt niet iedereen hem zo na en daar houdt de journalist al rekening mee: „De zogenaamde Indische gemeenschap in Nederland is intern net zo verscheurd als de koloniale vooroorlogse samenleving waar zij uit voortgekomen is.”
In de volgende hoofdstukken is niet de auteur zelf aan het woord, maar zijn het de geïnterviewden, in volgorde van geboortedatum, Pieter Petrus de Kock (1918-2021) als eerste, Ineke Everts-Kuik (1938) als laatste. Ze vertegenwoordigen de groep –zo’n 300.000 mensen– die na 1945 in Nederland terechtkwam, vaak noodgedwongen. In het land waar velen van hen hun kinderjaren doorbrachten, was voor hen geen plaats meer.
Ze bleven –de een overigens veel meer dan de ander– burger van twee werelden. „Ik beschouw Indonesië als mijn vaderland, het land van mijn vader”, zegt Ineke Everts. „En Holland is mijn moederland. Toen ik voor het eerst met mijn man terugging en we aankwamen in Medan, wist ik meteen: hier ben ik eerder geweest. De temperatuur, de vochtigheid en de geur van al die vuurtjes overal en van kreteksigaretten.” Maar het Nederlands-Indië van vóór de Japanse tijd is voorgoed verdwenen.
Boekgegevens
“Over Indië. Herinneringen aan Indonesië in de koloniale tijd”, Frank Vermeulen; uitg. Walburg Pers; 240 blz.; € 24,99