Roeping en zending
Vroeger dacht ik dat een roeping verbonden was aan het ambt en dat zending alleen te maken had met Evangelieverkondiging onder heidenen. Inmiddels duid ik de begrippen breder en geloof ik dat iedereen een roeping heeft. De een om als moeder haar krachten te geven aan een opgroeiend gezin. Wat kun je tot zegen zijn als je altijd thuis bent, het gesprek met je kinderen aangaat als ze uit school komen en hen leert de dagelijkse dingen te waarderen vanuit een Bijbels perspectief.
De ander heeft de roeping om 25 jaar politiek betrokken te zijn. Wat een getuigenis als andersdenkenden van je zeggen dat ze het nooit met je eens waren maar je wel een fijne collega vonden.
Een derde wordt leraar op een christelijke school en mag elke dag beginnen met de Bijbel. Ik heb als leidinggevende dagopeningen meegemaakt waarin zo iemand zich in het hart liet kijken en daarmee toonde wat Christus navolgen in de praktijk betekent. Zulke dagopeningen hebben meer waarde dan een wiskundeles; ze gaan mee in het leven van jongeren.
Drie voorbeelden van hoe je tot zegen kunt zijn in het beroep dat je mag uitoefenen. Het zou een misvatting zijn wanneer je zou denken dat je in het ene beroep per definitie meer tot zegen bent dan in het andere. Er zijn genoeg leraren die alleen voor zichzelf gaan. Daartegenover staan schilders of metaalbewerkers die levende brieven van Christus zijn. Je roeping is niet verbonden aan je beroep, maar komt daarin vaak wel tot uitdrukking.
Sinds de zondeval komt niemand meer vanuit zichzelf tot zijn oorspronkelijke roeping om God te eren. Gelukkig worden er nog steeds mensen vernieuwd door Gods Geest en tot discipelen van Christus gemaakt. Als dat gebeurt, krijgt roeping vanuit het Woord weer betekenis. Zo spreekt Petrus (1 Petrus 2:21) over de roeping om te lijden om Christus’ wil en de roeping om Zijn voetstappen na te volgen. Geroepen tot verheerlijking van Gods Naam.
Hoe zit het dan met zending? Als je geroepen bent om God te eren en Zijn naam te verheerlijken, wil je dat in het dagelijks leven uitdragen. Dan heb je niemand over voor het verderf. Je blijft mensen aansporen om hun heil te zoeken bij de Heiland. Met het oog op hun behoud. Want hoe waar is het wat ik ergens las: „how great an injustice it is to know about eternal suffering and do nothing” (wat een onrecht is het om niets te doen, terwijl je weet van het eeuwige lijden). Maar ook met het oog op de verheerlijking van Zijn Naam. Als Hij jouw Zaligmaker is, is het onvermijdelijk dat je Hem wilt prijzen en Zijn Naam wilt verheerlijken. Waarin wordt die meer verheerlijkt dan in de bekering van zondaren?
Tussen roeping en zending staat het gebed om Gods ondersteunende genade bij het vervullen van onze taak. De theoloog Piper (in: ”Laat de volken U loven”) vergelijkt het gebed met een walkietalkie in oorlogstijd: een directe verbinding tussen de christensoldaat en het Opperbevel, bedoeld om hulp te vragen en kracht te krijgen. Een machtig wapen. Maar als het verwordt tot een huisintercom, een apparaat waarmee je vanuit de gerieflijke huiskamer alle comfort naar je toe wilt trekken, is de verbinding verbroken. Dan sta je, hoe gereformeerd ook, niet anders in het leven dan je seculiere buurman.
De auteur is werkzaam als manager zending voor de Hersteld Hervormde Kerk.