Non-stop werken om monden te voeden op Curaçao
Curaçao is prachtig, zoals de vakantiereclames laten zien. Wie op het eiland is, ziet echter ook een andere kant: die van schrijnende armoede en hoge werkloosheid.
Afgelopen maand luidde Rutmilda Larmonie-Cecilia, minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn, de noodklok. Het gebrek aan werk en geld trekt volgens haar een grote wissel op het Caraïbische eiland. Om daar iets aan te doen, heeft ze het parlement verzocht mee te werken aan een verhoging van de bijstand; de inkomensondersteuning voor wie niet zelf in zijn bestaan kan voorzien. Vanaf 14 juli werd die verhoogd met 30 procent. Toch is dat voor veel bewoners van Curaçao niet genoeg en hebben ze om te kunnen overleven de hulp nodig van andere initiatieven.
Een ervan is het zogeheten Daily Meal Program, dat in de coronatijd is ontstaan. Op de onderste etage van een voormalige school in Willemstad, achter de rooms-katholieke kerk in Wishi Marchena, worden drie keer per week om en nabij de tweehonderd gezonde maaltijden klaargemaakt voor een groep mensen die daar zelf niet toe in staat is. Sommigen van hen hebben geen fornuis of gasfles, weer anderen zelfs geen dak boven hun hoofd.
„In de coronatijd ontstonden er overschotten bij restaurants en hotels. Daar is men toen maaltijden gaan bereiden voor de mensen die ze nodig hadden. Wij hebben de distributie opgezet. Toen de coronatijd was afgelopen, zijn we zelf ook de maaltijden gaan bereiden, omdat in de restaurants en hotels weer andere prioriteiten kwamen”, vertelt Leontine Kuster, coördinator van de keuken, enthousiast over het project.
„Ons werk blijft nodig, want de salarissen zijn voor heel veel mensen niet voldoende om ervan rond te komen. Daar komt bij dat op het eiland ook best wat mensen leven van zogeheten jobs, dat zijn kleine kortdurende klussen in bijvoorbeeld de bouw of in de tuin van particulieren. Als die klus is afgelopen, moeten mensen soms lang wachten op iets nieuws en dat geeft onzekerheid.”
Vanuit de hoek van de keuken valt Hetty, een vrijwilligster die elke woensdag komt helpen, haar bij. „Het is erg dat dit op ons eiland nodig is en ik zou dat graag snel zien veranderen. Al ben ik bang dat ons werk voorlopig nodig blijft. Daarom kom ik elke woensdag hier om groente te snijden en af te wassen.”
Haventerrein
Een ander initiatief dat de allerarmsten wil ondersteunen is de voedselbank. Deze organisatie staat los van het Daily Mealprogramma en bedient een net iets andere doelgroep. Wel is er onder de verschillende organisaties afstemming, zodat zoveel mogelijk verschillende mensen geholpen kunnen worden en klanten niet tegelijkertijd van meerdere walletjes eten.
De zichtbare werkzaamheden van de voedselbank beperken zich tot drie zaterdagochtenden per maand in een loods op het haventerrein in Willemstad. Op de eerste zaterdag worden de voedselpakketten gereed gemaakt en de volgende zaterdagen vindt de distributie plaats. Dat wil zeggen dat de verschillende instanties en organisaties pakketten komen ophalen om die vervolgens onder hun cliënten uit te delen.
„We gaan vandaag zevenhonderdvijftig tassen vullen met producten.” Sheryl Losiabaar is voorzitter van de stichting Voedselbank op Curaçao en spreekt deze zaterdagmorgen een groep vrijwilligers toe. „We hebben de producten uitgestald op tafels in de loods en het is de bedoeling dat jullie een lopende band gaan vormen. Zet straks twee of drie lege boodschappentassen in een winkelwagen en loop dan de verschillende producten langs.”
Losiabaar vertelt dat de voedselbank op Curaçao bijna alle producten zelf moeten kopen. Heel af en toe krijgt de organisatie producten in natura geschonken door winkeliers of producenten, zoals in Nederland veel meer het geval is. „Elk pakket kost ons zo’n 40 euro. Ik denk dat we de productie straks gaan terugschroeven naar de helft van de pakketten die we vandaag klaarmaken. We hebben momenteel simpelweg niet meer fondsen.”
De voedselbank doet wat ze kan. „Maar we kunnen niet het hele eiland helpen”, zegt Losiabaar. Op het hoogtepunt van de coronapandemie deelde de organisatie 18.000 pakketten uit. „Op het eiland leven ongeveer 150.000 mensen. En van een pakket leven gemiddeld drie mensen, dus de nood was groot.” De voorzitter zag armoede en tal van crisissituaties van nabij, maar merkte ook hoe mensen massaal de handen uit de mouwen staken om te helpen. „Het was overweldigend en heel bijzonder om te zien hoe er vanuit allerlei hoeken hulp kwam.”
Christenen
Losiabaar heeft tijdens deze periode niet een keer getwijfeld aan wat ze deed en Wie haar tot dit werk riep. „Ik werkte non-stop omdat God dat wilde, zo was mijn heilige overtuiging. Het bestuur van de voedselbank bestaat uit allemaal christenen, die vanuit hun geloof de ander willen helpen. In onze communicatie vertellen we niets over onze diepste wortels, maar hopelijk proef je dat wel in wat we doen.” Ze is even stil. „Ik weet niet hoe we het allemaal hebben gedaan, maar ik had het gevoel dat we gedragen werden. Er werd in deze tijd heel nadrukkelijk voor ons gezorgd, zodat wij voor anderen konden zorgen. Het was het werk van God.”
Tegenwoordig is de saamhorigheid op het eiland echter minder groot en is het hard werken om fondsen binnen te krijgen, zegt Losiabaar. Dat geluid klinkt ook uit de mond van Anneke van der Gulik, voorzitter van de stichting Daily Meal Program. „We krijgen geen gulden ondersteuning van de overheid, dus moeten we echt zien te leven van giften en dat biedt weinig zekerheid.” Tweehonderd maaltijden bereiden kost de organisatie rond de duizend Antilliaanse gulden per keer, dat is om en nabij de 500 euro. Ze toont de keuken waarin ze werken. „Graag zouden we ook een iets professioneler keuken gebruiken, maar dat zit er financieel voorlopig helaas niet in.”
Toch houdt ze de moed er in. „We geloven in wat we doen en dat is meer dan alleen maaltijden uitdelen. We willen onze cliënten graag aandacht geven en ze helpen om werk te vinden en vicieuze cirkels te doorbreken.” Van der Gulik is sinds twee jaar voorzitter van de stichting, die drie jaar geleden werd opgericht. „Ik kan in de uren die ik aan dit project geef ook naar de tennisbaan of golfbaan gaan, maar toch doe ik liever dit. Hier krijg ik energie van.” Het is een opmerking die iets verraadt van de grote tegenstelling tussen rijk en arm op dit eiland.
Karbonades
Bij het fornuis roert Errol Hato in een grote pan met saus. Hij is een gepensioneerde kok en werkte onder andere bij hotels. „Ik moet iets doen om actief te blijven. Ik ben altijd bezig geweest en kan moeilijk stilzitten.” Hij roert geconcentreerd verder. „We maken voor heel wat mensen eten, maar het moet wel lekker zijn.” Hij proeft een klein beetje van de saus en knikt dat het goed is.
Naast hem staat een vrouw die karbonades bakt in een pan van bescheiden formaat. Het duurt dan ook geruime tijd voordat alles klaar is en in bakjes gedaan kan worden. Mirelva is haar naam en toen iemand vertelde over dit project, was ze nu niet meteen happig om mee te doen. Toch liet ze zich op een dag overhalen een keer mee te gaan en sindsdien is ze een van de drijvende krachten in de keuken. „Ik word blij van dit werk, want wij maken mensen blij.”
Buiten staan de eerste klanten al te wachten. Een daarvan is Michael. Achterop zijn fiets staat een box waar luide muziek uit komt. „Ik heb vandaag een kleine job kunnen doen. Van de opbrengst kan ik straks brood kopen.” Hij neemt een slok van een ijskoud drankje in zijn hand. „De supermarkt is ontzettend duur geworden. Ik ben dan ook blij dat ik op deze plek drie keer in de week goed eten kan halen. Vroeger was ik een junkie-boy, maar ik ben anderhalf jaar geleden gestopt met het gebruiken van drugs. Nu ben ik op zoek naar werk in de beveiliging.” Hij lacht zijn tanden bloot en toont met zijn woorden iets van de andere kant van het mooie eiland.