Redder KNRM: Opvarenden brandend schip sprongen tientallen meters om in leven te blijven
KNRM-schipper Boudewijn Stal redde afgelopen nacht samen met anderen een zevental opvarenden van de Fremantle Highway. Zij sprongen tientallen meters van het brandende vrachtschip. „We kijken terug op een heftige actie.”
Een schip in brand. Die alarmmelding komt rond 1.30 uur in de nacht van dinsdag op woensdag binnen bij het KNRM-station op Schiermonnikoog. Zo’n tien minuten later vaart een zevental redders op de reddingsboot Koning Willem I weg van het Waddeneiland. Op weg naar het brandende schip zo’n dertig kilometer ten noorden van Ameland. „Tijdens de tocht van één uur en een kwartier bleek al snel dat het schip grote problemen had”, blikt KNRM-schipper Boudewijn Stal woensdagmiddag terug. „Zo hoorden we dat het vaartuig geen voortstuwing meer had. Ook vernamen we dat de bemanningsleden niet meer bij hun reddingsmaterialen aan boord van het vrachtschip konden komen.”
Warmtebeeldcamera
Als de KNRM-reddingsboot in het holst van de nacht arriveert bij het brandende vrachtschip is dat voor de redders een imponerende ervaring. „We zagen een schip van 200 meter lang en zo’n 40 meter hoog. Dat zijn enorme getallen. Het Kustwachtvliegtuig cirkelde rondjes boven het brandende schip. Opnames van een warmtebeeldcamera wezen uit dat het niet meer te doen was voor de 23 opvarenden van het vrachtschip om langer aan boord te blijven. Het was super heftig hoe snel de brand zich ontwikkelde. In een minuut of twaalf, zo kon ik zien op foto’s, was de vuurzee enorm uitgebreid. Mannen stonden in de rook. De reddingshelikopters lieten nog op zich wachten, dus werd besloten tot evacuatie.”
Die evacuatie betekent dat diverse bemanningsleden van het brandende schip het water inspringen. Stal: „Eén opvarende stond achterop en communiceerde met een lichtsignaal. Voor op het schip hadden zich 22 bemanningsleden verzameld.”
De mannen die springen om zich het vege lijf te redden, vallen vele meters de diepte in. „De ene man die achterop stond, bevond zich wat lager op het brandende schip. Hij moest zo’n 10 tot 15 meter springen, de anderen sprongen zo’n 40 meter.”
Zwartgeblakerd
Het is voor de KNRM-redders een indringende ervaring dat bemanningsleden tientallen meters in de diepte verdwijnen. Stal: „Normaal gesproken zeg je natuurlijk: Zo’n sprong is heel onverstandig. Maar nu sprongen mensen om in leven te blijven. Ze waren zwartgeblakerd van het roet. Met een grote klap kwamen ze in het water terecht. Ze hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen.”
In totaal springen zeven mannen de diepte in. Ook de reddingsboot Anna Margaretha van KNRM Ameland en een vaartuig van rederij Noordgat helpen mee om de zeven drenkelingen uit het water te vissen. De andere bemanningsleden kunnen via helikopters van het brandende schip worden gehaald.
Zwemvest
Tussen de sprongen zit telkens een periode van ongeveer één tot twee minuten. De mannen dragen allemaal een overlevingspak en zwemvest, vertelt Stal. De drie reddingsboten wisselen elkaar af om op enkele meters afstand van de boeg van het brandende schip te komen om de springers zo snel mogelijk te kunnen helpen.
Hoe is het om mensen tientallen meters van een brandend schip te zien springen? „Wij kijken met een hulpverlenersblik. Dus niet in de trant van: je fietst langs een flat, ziet iemand springen, en fietst weer verder. Iedereen is op de reddingsboot bezig met zijn taak. Dus het is niet zo dat zeven mensen op de boot omhoog zitten te kijken. De een is bezig met navigeren van de boot, de ander met communicatie. Er stond best een flinke golfslag. Golven gingen zo’n anderhalve meter hoog. Er was veel herrie. Donderend geweld van scheepsmotoren, van de wind, van het vuur.”
Zelf ligt de KNRM-boot uit Schiermonnikoog uit de wind. „We hebben maar een beetje rook te verduren gehad. Toch was het pittig. Moet je nagaan hoe heftig de toestand aan boord van het brandende schip moet zijn geweest. Denk maar aan een brandende auto langs de weg. Die rookt behoorlijk. Nu staan mogelijk vele tientallen wagens in brand.”
Klep
Een opvarende van de KNRM-boot uit Schiermonnikoog springt het water in als blijkt dat een gesprongen man niet op eigen kracht de reddingsboot in kan komen. De drenkelingen komen binnen via een uitklapbare klep aan de achterkant van het KNRM-vaartuig. Hadden de opvarenden wellicht via touwen kunnen afdalen? „Ik weet dat niet, ik ben niet aan boord geweest van het brandende schip”, reageert Stal. „Ik heb wel begrepen dat ze niet meer in de gelegenheid waren bij hun eigen reddingsmiddelen te komen.”
De Koning Willem I vaart met in totaal vier drenkelingen terug, inclusief twee mensen die door een andere reddingsboot uit het water zijn gehaald en dus zijn overgezet naar de reddingsboot uit Schiermonnikoog.
Angstvallige stilte
De terugtocht naar vaste wal zal Stal niet snel vergeten. Een medisch hulpverlener uit een helikopter daalt af op de KNRM-boot en verleent assistentie. „Er heerste aan boord haast een angstvallige stilte. De in het water gesprongen mensen –het zijn geen Nederlanders– waren zwaar aangedaan. Eén man hebben we nog gereanimeerd, maar die is tijdens de tocht terug helaas overleden. We checkten telkens of de overlevenden nog bij kennis waren. Een drenkeling lag als een geslagen mensje op het achterdek. Je zorgt voor een stabiele ligging, je voelt aan iemands pols, je praat met mensen, je wilt niet dat iemand wegzakt. Als je ziet dat iemand om de twee minuten met zijn ogen knippert, weet je dat iemand bij kennis is. Je probeert naar eer en geweten antwoord te geven op vragen als: hoe lang moeten we nog varen, hoe gaat het met de rest? De KNRM’ers zullen een drenkeling niet gauw iets te eten of drinken geven, tenzij een medicus anders adviseert. Iemand een slokje water geven – dat klinkt nobel. Maar zo’n handeling kan averechts werken.”
Na ongeveer een uur arriveren de KNRM-boten uit Schiermonnikoog en Ameland in het Groningse havendorp Lauwersoog. Daar worden ze opgewacht door tal van hulpverleners.
Stal kijkt terug op een „heftige” reddingsactie. „Ik heb in de 25 jaar dat ik bij de KNRM werk zo’n soort actie nog niet meegemaakt.”