Lang leve het kerkverband?
„Wel van een ander verband. Niet van een ander verbond.” Aldus de spontane groet die ik kreeg, gepaard met joviale armzwaai.
Het was op een zondagavond enkele weken geleden. Wij –beiden ambtsdrager– passeerden elkaar nadat ieder de eigen kerkdienst had bijgewoond. Het leverde me een warm besef van verbondenheid op. Ondertussen is dat eerste wel waar. We gaan kerkelijk gezien gescheiden wegen: „… een ander verband.” Helaas.
Een vraag: dat fenomeen ”kerkverband” – is dat wel zo Bijbels? En de manier waarop het onder ons, in een veelheid van verbanden, functioneert – hoe kunnen we dat verantwoorden? Dat zijn vragen die in een eenvoudige column geen afdoende antwoord zullen krijgen. Maar ze dringen zich wel op.
Wat de eerste vraag betreft: het gereformeerde verband van plaatselijke kerken hebben we te danken aan de Synode van Emden (1571). Het was toen in onze lage landen dat de kerken der Reformatie zuchtten onder het kruis van de vervolging. De vertegenwoordigers van deze kerken vonden elkaar op de ene grondslag van de heilige Schrift, beleden in de gereformeerde confessie. Ze spraken uit „dat de kerkelijke eenheid van alle gereformeerden zou strekken ter ere Godes almachtig en tot opbouw Zijner lieve gemeente.” In het geloof dat zij daardoor „Gode almachtig een zeer welgevallig werk en dienst doen zullen.”
Voor het gezamenlijk behartigen van deze zorg vonden de broeders hun grondslag in de Schriften. Het boek Handelingen laat zien dat de ene jonge gemeente zich bekommerde om de andere. Zo zond de Jeruzalemse gemeente Barnabas uit om zich op de hoogte te stellen van de bijzondere zegen in de gemeente van Antiochië (Handelingen 11). Hier liggen de wortels van het kerkverband. In zijn brief aan Efeze wijst Paulus erop dat de gemeente van Christus niet alleen een plaatselijk maar ook een bovenplaatselijk, ja zelfs universeel karakter heeft (Efeze 1:22). De broeders in Emden schreven in hun Acta over „de eendrachtigheid in de leer tussen de Nederlandse kerken”. Dat was de band die hen bond.
Er is sindsdien op dit terrein veel gebeurd. Sinds de Afscheiding in de 19e eeuw ontstonden er naast elkaar een veelheid van kerkverbanden die nota bene alle zeiden zich te baseren op de gereformeerde belijdenis. In een aanmerkelijk deel is die band inmiddels niet veel meer dan formeel. Andere kerken bevinden zich op de weg daarheen. Met als gevolg veel verwarring binnen die kerken. Aan de andere kant van het spectrum wordt het eigene van het eigen verband verdedigd met een accent op enkele specifieke aspecten van de gereformeerde belijdenis. Allerlei pogingen om tot meer kerkelijke eenheid te komen, blijken gedoemd vast te lopen. „Kerkverbanden hebben daarin eerder een belemmerende werking dan dat het stimuleert tot gezamenlijk optrekken en heling van breuken” (L. Heres). En waar samenvoeging van verbanden wel lijkt te lukken, zien we dit in de praktijk ten koste gaan van een werkelijk gereformeerde prediking en praktijk. Verwarring alom!
Het is al met al maar een droevig verhaal. Laten we daarom hoger zien. „Wat gelooft ge van de heilige katholieke christelijke kerk? Dat de Zoon van God haar vergadert, beschermt en onderhoudt!” Het komt toch goed!
De auteur is christelijk gereformeerd emeritus predikant.