Meditatie: Eén begeerte
Psalm 27:4
„Eén ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken dat ik alle de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.”
David waardeerde de godsdienstoefeningen en wenste die altijd te kunnen waarnemen (Psalm 84:2, 3): „Hoe liefelijk zijn Uw woningen, o Heere der heirscharen; mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des Heeren; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot de levende God”. En Psalm 27:4: „Eén ding heb ik van de Heere begeerd, dat ik alle de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren om de liefelijkheid (of schoonheid) des Heeren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel”.
Zoals hij die publieke middelen liefheeft, zo neemt hij ook die instellingen in zijn huisgezin en binnenkamers graag waar en zoekt hij er Jezus, Die zich ook daar laat vinden, in de huiselijke godsdienstoefeningen. Maar wie Zijn instellingen minacht en niet wil waarnemen om Hem Zelf daarin te ontmoeten, is daarentegen geen liefhebber van Jezus. Wie Jezus liefheeft, tracht Hem gelijkvormig te zijn en zoekt veranderd te worden naar Zijn beeld. Hij heeft een werkzame begeerte om Hem inwendig en uitwendig te gelijken, Hem na te volgen en te wandelen, zoals Hij gewandeld heeft. Want hij beschouwt Jezus’ beminnelijke hoedanigheden, Zijn schoonheid en goedheid, en hij heeft er vermaak in. Zo verlangt zijn hart ernaar om Hem enigermate, ja meer en meer, gelijkvormig te mogen zijn; want dat is ook het middel om Hem meer te genieten.
Jacobus Koelman, predikant te Sluis
(”Van de liefde tot de Heere Jezus”, 1690)