Meditatie: Bij de Heere zijn
2 Korinthe 5:8
„Maar wij hebben goede moed, en wij hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen.”
Gods kinderen kennen geen groter geluk dan om bij Hem te zijn en met Hem te leven. Dit is een bewijs van hun begeerte naar Zijn heerlijke komst, en zo ook van hun oprechte liefde tot Hem, zoals een liefhebbende vrouw haar voornaamste geluk stelt in de tegenwoordigheid van haar man, wanneer deze toch op een verre reis is gegaan. Zij wenst hartelijk dat hij terugkomt, maar als zij veel dingen binnenshuis niet in orde vindt, zo vreest zij dat hij komt. Het overvalt haar dan, daar zij niet goed gereed is. Was alles maar in orde, dan zou de wens naar de tegenwoordigheid van haar man terstond vanzelf in haar hart opkomen.
Zo is het nu met menig liefhebber van Jezus. Wie Jezus liefheeft, zucht onder dingen die hem de volle genieting van Jezus hier op aarde verhinderen. Zijn lichaam verhindert natuurlijk en noodzakelijk zo’n genieting van de Heere Jezus. Daardoor zegt hij vaak naar waarheid dat hij afwezig is van de Heere. Dit bezwaart hem en is hem lastig en smartelijk, zoals Paulus dit uitdrukt van zichzelf en van andere gelovigen (2 Korinthe 5:4, 6, 8): „Wij, die in deze tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij weten, dat wij inwonende in het lichaam, uitwonen van de Heere; en wij hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen.”
Jacobus Koelman, predikant te Sluis
(”Ware merktekenen van de liefde tot Jezus”, 1690)