„De levende God gaat met ons het gesprek aan over ons leven”
Wekelijks een blik op de kerkelijke bladen, aangevuld met citaten uit de kerkelijke wereld.
Confessioneel Credo
„De mens moet gaan schrikken van zichzelf, en zijn onwil en zijn onmacht om aan de roepstem gehoor te geven gaan belijden. In de mainstream prediking gaat het nauwelijks over het ontdekkende en weder-barende werk van de Heilige Geest, zo vond Van Ruler. En zo bestaat het gevaar dat mensen in slaap sukkelen. Ze geloven het wel. De genade wordt goedkoop. (…)
Een andere leermeester van mij was ds. L. Kievit. (…) Ik schreef al dat de kracht van de preken van ds. Kievit zat in het dialogische. Hij ging in gesprek met de hoorder over zijn leven. Dat lijkt in hoofdzaak een technisch homiletisch punt, een kwestie van preekmethodiek. Maar in mijn optiek hangen hier het inhoudelijke en het preektechnische met elkaar samen. De levende God stort geen waarheden over ons uit en zadelt ons niet op met opdrachten. Hij gaat met ons het gesprek aan over ons leven. Daarom zal de prediker dat ook doen. Dialogisch preken hoort bij de God van de Bijbel. Hij gaat het gesprek met ons aan. En omdat we vanaf de eerste bladzijden van de Bijbel mensen blijken te zijn die lever onze eigen weg kiezen, gaat het gesprek dat Hij met ons voert vaak over omkeer, bekering. Adam, waar ben je? Kaïn, waar is je broeder?”
Dr. Wim Dekker uit Oldebroek bespreekt in Confessioneel Credo (orgaan van de Confessionele Beweging in de Protestantse Kerk in Nederland) hoe te preken over bekering. Als „leermeesters” noemt hij prof. dr. A.A. van Ruler en ds. L. Kievit.
De Wachter Sions
„Calvijn gaat in de Institutie uitgebreid in op het christelijke leven en beschouwt zelfverloochening als de kern daarvan.
Petrus Wittewrongel –in zijn bekende werk De Christelijke Huishouding– wijdt maar liefst 700 bladzijden aan de behandeling van christelijke deugden. (…)
Het is dan ook een groot verlies dat het begrip deugd zo’n negatieve klank heeft gekregen. Er zou juist hernieuwde aandacht voor moeten komen in opvoeding, onderwijs, prediking en catechese. Dan begrijpen we ook weer wat we zingen in Psalm 1 wanneer het gaat over „zulken, die oprecht en rein van zeden, met vasten gang het pad der deugd betreden” (vers 4). We beseffen dan dat het daar gaat over godzalige mensen die heilig leven. En dan begrijpen we ook weer de tegenstelling in vers 3: „Hij die van deugd en godsvrucht is ontaard, zal niet bestaan, waar ’t vrome volk vergaârt.”
Zoals we ons de regenboog als teken van Gods trouw niet moeten laten ontfutselen door de genderbeweging, zo moeten we ons ook het goede gebruik van woorden als Opperwezen en deugd niet laten ontnemen door de valse inkleuring die de Verlichting eraan gaf.”
L. van der Tang reageert in De Wachter Sions, weekblad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, naar aanleiding van RD-onderzoek op de veelgehoorde kritiek dat de Psalmberijming van 1773 verlichtingsdenken zou bevatten. Hij stelt dat termen als ”Opperwezen” of ”deugd” ook Bijbelse papieren hebben.