Nieuwlande als toevluchtsoord voor Joden: mythe of realiteit?
Het is de enige plaats in Nederland die collectief een Yad Vashem-onderscheiding kreeg. Nieuwlande staat bekend als verzetsdorp en bij uitstek de plaats die Joden hielp. Maar is dat wel terecht?
Een langgerekte straat voert van de snelweg A37 naar het centrum van het Drentse dorpje. Aan weerszijden van de weg staan bomen. Hier woonde de bekende verzetsstrijder Johannes Post, die in 1944 werd gefusilleerd. Vlak bij zijn huis, in een klein bos, ligt in de grond zijn onderduikershol. Post verschool zich hier soms en ook onderduikers verbleven er korte tijd.
Dichter bij het dorp staat de voormalige gereformeerde kerk, nu in gebruik bij de hersteld hervormde kerk. In dit bedehuis preekte voor de Tweede Wereldoorlog de latere verzetsleider ds. Frits Slomp, alias Frits de Zwerver. In de kerk werden tijdens de oorlog persoonsbewijzen vervalst.
In een zijstraat bevindt zich museum de Duikelaar. Het museum, dat in een oud schoolgebouw is gevestigd, beschrijft de oorlogshistorie van Nieuwlande en omgeving. In het centrum van het dorp herinneren enkele monumenten aan de slachtoffers van de oorlog en aan het feit dat niet alleen de inwoners van Nieuwlande in 1985 een Yad Vashem-onderscheiding kregen, maar dat ook het dorp als geheel die erkenning kreeg. Slechts één andere plaats in de wereld deelt in die eer, namelijk het Franse Le Chambon-sur-Lignon, dat eveneens in zijn geheel de erkenning ontving.
Jarenlang was Nieuwlande slecht bereikbaar. Gelegen in het Drentse veenlandschap gingen bezoekers vooral per boot of lopend naar Nieuwlande. Auto’s konden er bijna niet komen. Dat gaf een natuurlijke bescherming tegen grootscheepse razzia’s, die er dan ook vrijwel niet zijn geweest. Het is een belangrijke reden waarom hier meer Joodse onderduikers zaten dan in veel andere plaatsen. Maar over de aantallen verschillen de meningen.
De Hoogeveense historicus Albert Metselaar kwam twee jaar geleden naar buiten met een onderzoek naar de werkelijke aantallen Joodse onderduikers in Nieuwlande. Momenteel is hij nog bezig met onderzoeken naar de oorlogsinspanningen van het Hoogeveense Bethesda-ziekenhuis en de familie Zijlstra in Noordscheschut. „De Yad Vashem-onderscheiding voor Nieuwlande is aangevraagd na aandringen van onder anderen Arnold Douwes.” Overigens was Douwes niet de aanvrager. Alleen Joodse mensen kunnen de erkenning aanvragen. De daadwerkelijke aanvragers waren Joden die de oorlog hadden overleefd. Douwes was een verzetsstrijder die tijdens de oorlog tal van onderduikadressen regelde. „Hij drukte de onderduikers gewoon bij mensen door de deur. Hij had een agressieve werkwijze. Zo handelde hij ook bij de onderscheiding. Hij dreigde in het Yad Vashempark in Jeruzalem een boom te vernielen als hij zijn zin niet kreeg.”
Douwes blies de aantallen onderduikers sterk op, om ervoor te zorgen dat zijn dorp de onderscheiding kreeg, zo zegt Metselaar. „Hij had het over 300 tot 400 Joden, terwijl hij achteraf zei dat het er hooguit 50 zijn geweest.” Verzetsstrijder Max Léons had het over ongeveer 70 onderduikers en een verklaring van het verzet in het dorp sprak over ruim 80 mensen.
Metselaar ging de afgelopen jaren op onderzoek uit om de werkelijke aantallen in kaart te brengen. Via archiefonderzoek probeerde hij te weten te komen hoeveel woningen Nieuwlande tijdens de Tweede Wereldoorlog telde en wie er woonden. Ook keek hij welke mensen er persoonlijk werden genoemd bij de onderscheiding. Het onderzoek was nog niet zo eenvoudig. De Drentse plaats is een lintdorp dat destijds was verdeeld over vijf gemeenten: Oosterhesselen, Dalen, Coevorden, Gramsbergen en Hoogeveen. Nieuwlande behoort tegenwoordig tot Hoogeveen, Coevorden en Hardenberg. De andere twee gemeenten zijn opgeheven. „Ongeveer 9,5 procent van de inwoners heeft volgens mijn berekening een Jood in huis gehad. Dat is een mooie score, want in de meeste plaatsen lag dit op 0,5 tot 5 procent. Maar het is een mythe dat vrijwel het hele dorp meedeed. Verspreid over ongeveer 50 gezinnen zaten er in Nieuwlande zo’n 80 Joodse onderduikers.”
Feiten aangedikt
Overigens is het niet volledig na te gaan welke Joden op welke plekken zaten. Het werd namelijk niet geregistreerd. „Maar Arnold Douwes deed zijn onderzoek rond 1980. Dat was 35 jaar na de oorlog. Toen wist hij vrijwel alles nog. Hij dikte de feiten aan.”
Metselaar ontdekte dat driekwart van de onderscheiden personen tijdens de oorlog niet in Nieuwlande woonde. „Wel woonden de meesten in het district Hoogeveen van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, de LO.” Onder het district Hoogeveen vielen tal van plaatsen, zoals Noordscheschut en Nieuweroord. „Daar zaten ook veel onderduikers. Nieuwlande was niet bijzonder. Douwes liet de onderscheiding helemaal afstralen op Nieuwlande.” De historicus benadrukt dat hij de inzet van Nieuwlande niet onderuit wil halen. „Maar het betrof een veel breder gebied.”
Moet Nieuwlande de onderscheiding kwijtraken? „Nee, dat gaat te ver. Maar het moet wel meer duidelijk zijn dat de onderscheiding voor heel het district Hoogeveen geldt.” De plaatsen binnen de regio konden volgens de historicus niet zonder elkaar opereren. Voor de hulp aan onderduikers en het stelen van voedselbonnen was samenwerking nodig. „Nieuwlande was niet slecht. Maar het was ook niet beter dan andere plaatsen.” Hij wijst erop dat in het hele district volop Joodse onderduikers zaten, dus niet alleen in Nieuwlande. Metselaar geeft overigens aan dat zowel in Nieuwlande als in andere plaatsen verraders aanwezig waren.
Metselaar hoopt dat Yad Vashem de tekst bij de onderscheiding op haar website wil aanpassen. De tekst op een steen bij Yad Vashem in Jeruzalem luidt momenteel: ”Plantsoen ter ere van 202 rechtvaardigen onder de volkeren in Nieuwlande –Drente– en omstreken”. Ook op een erecertificaat wordt Nieuwlande genoemd. Metselaar wil dat de erkenning meer afstraalt op de hele omgeving.
De hulp aan Joden kwam vanuit diverse lagen van de bevolking. Veel socialisten zetten zich in. Over de rol van de kerken wordt verschillend gedacht. Feit is dat een aantal personen de kerk gebruikten bij hun hulp aan Joden. Ds. Frits Slomp en de Winterswijkse Helena Kuipers-Rietberg gebruikten bijvoorbeeld hun netwerken binnen de Gereformeerde Kerken. Metselaar noemt daarbij ook ds. Volger uit Hollandscheveld en ds. Hoogkamp uit Elim.
Behalve de rol van verzetsman Arnold Douwes bij het regelen van de onderscheiding voor Nieuwlande hekelt Metselaar ook de rol van de in 2013 overleden journalist Lammert Huizing. „Hij nam alle woorden van Douwes voor waar aan. Hij gaf toe dat hij geen onderzoek deed, omdat het verhaal zo mooi was.” Metselaar heeft zowel Douwes als Huizing gekend. „Maar omwille van mijn loyaliteit aan hen mag ik de waarheid geen geweld aandoen. Je moet je baseren op feiten.”
Ook andere plaatsen
Hanneke Rozema, bestuurslid van onderduikersmuseum De Duikelaar in Nieuwlande, is het niet volledig eens met de beweringen van Metselaar. Volgens haar is het voldoende duidelijk dat het niet alleen om Nieuwlande gaat. „Bovendien zijn aantallen niet zo belangrijk. Arnold Douwes kende Nieuwlande goed, want hij zat hier ondergedoken. Maar hij heeft ook andere plaatsen genoemd.”
Heeft Douwes de aantallen onderduikers aangedikt? „Dat kan ik niet goed vaststellen. Het enige dat ik weet, is dat verspreid over diverse plaatsen in de omgeving 202 mensen zijn voorgedragen voor de Yad Vashem-onderscheiding.” Ze wijst erop dat in het museum een wand is volgehangen met foto’s van mensen die Joden hebben geholpen. Deze mensen komen uit diverse plaatsen.
Rozema heeft het onderzoek van Metselaar twee jaar geleden gelezen. Ze geeft aan dat zeker niet elk huishouden in Nieuwlande een Joodse onderduiker had. Maar ze zet vraagtekens bij de 9,5 procent waar Metselaar het over heeft. „Wanneer ik in het dorp een rondleiding geef, kan ik een aantal huizen aanwijzen waar Joden zaten. Het percentage huishoudens dat Joden hielp, moet wel boven de 9,5 liggen.”
Verraad
Volgens Rozema is er minstens één geval van verraad bekend. Dat betrof een SS’er die zich voordeed als onderduiker. Door zijn toedoen zijn er mensen opgepakt.
De opmerking dat Douwes Yad Vashem onder druk zette om de onderscheiding te geven, verwijst ze naar het rijk der fabelen. „Daar trapt zo’n grote organisatie niet in.” Ze wijst er op dat Douwes niet de aanvrager was. Dat is gebeurd door Joodse mensen. Douwes heeft wel onderzoek gedaan naar de onderduikers.
Zowel Metselaar als Rozema wijst erop dat het helpen van Joden levensgevaarlijk was. Metselaar zegt dat de verhoormethoden van de SD dusdanig hard waren dat de meeste opgepakte personen anderen gingen verraden. Dat was iets waar het verzet rekening mee hield. Wanneer iemand werd opgepakt, moesten al zijn contactpersonen die iets met het verzet te maken hadden binnen 48 uur naar een andere plek. Rozema: „Onderduikers moesten steeds verkassen. Om één Jood te redden had je tien personen nodig.”