Sirjonmedewerkers leren Albanese hulpverleners hoe je een cliënt wast
Niet Moldavië, maar Albanië en niet 2020, maar 2023: het had wat voeten in de aarde, maar nu kunnen drie medewerkers van Sirjon dan toch hun vaardigheden delen met hulpverleners over de grens. „Ze hebben daar behoefte aan basiskennis.”
Zo’n drie jaar moesten ze geduld hebben. Eigenlijk zouden Jan-Jaap Colijn, Arja Miedema en Dineke Pongers al in 2020 afreizen naar Moldavië voor het project ”Delen door liefde over de landsgrens”, een samenwerking van zorginstelling Sirjon en hulporganisatie Kom over en help. Eerst gooide corona roet in het eten, daarna de oorlog in Oekraïne, buurland van Moldavië.
De reis annuleren wilde niemand, en daarom wordt uitgeweken naar Albanië. Samen met Kom over en help-directeur Gerben Heldoorn vertrokken Colijn, Miedema en Pongers vorige week dinsdag. Tijdens een stop op een vijf uur durende rit van Korçë naar Sarande in het zuiden vertellen ze over hun belevenissen tot dusver.
Waarom zijn jullie in Albanië?
Colijn: „We werken alle drie in de zorg. Dineke werkt met ouderen, Arja en ik in de gehandicaptenzorg. We hopen onze professionele kennis en vaardigheden te delen met hulpverleners hier. Donderdag gaven we de eerste training, zaterdag de tweede.”
En, lukt dat een beetje?
Pongers: „Ondanks de taalbarrière ging het goed en was er veel interactie. We hadden alle drie een presentatie voorbereid rond ons eigen specialisme. Jan-Jaap gaf tips over hoe je dagbesteding nuttig kunt invullen, Arja heeft een presentatie gehouden over algemene verpleegkundige taken zoals het tandenpoetsen en wassen van cliënten en ik heb iets gedeeld over werken met dementerende ouderen.”
Weten Albanezen dan niet hoe je iemands tanden poetst?
Heldoorn: „Het onderwijssysteem is sterk gericht op theorie, niet op praktijk. Zo leert iedereen hier Engels, maar kan bijna niemand een gesprek voeren in die taal. We hebben vooraf gevraagd aan welke kennis er behoefte is en zo stelden we de thema’s vast. Voor de eerste training waren er zo’n 25 hulpverleners, van artsen tot maatschappelijk werkers, uitgenodigd.”
Hoe bereidden jullie je voor?
Miedema: „We hebben allemaal een powerpointpresentatie gemaakt en wat we wilden zeggen zat goed in ons hoofd. De presentatie was al vertaald in het Albanees, dus iedereen kon in zijn eigen taal meelezen. Er was ook een tolk aanwezig. Ik heb ook gewoon praktisch voorgedaan hoe je nu het beste iemands tanden kunt poetsen.”
Hoe waren de reacties?
Pongers: „Veel mensen zeiden ons dat wat we gedeeld hebben met een bruikbaar is in de praktijk. Sommige dingen kwamen echt binnen in de groep. Ik heb wat filmpjes laten zien over dementerende ouderen en hoe je hen het beste kunt benaderen. Bijvoorbeeld een man achter een rollator die bij de deur staat en weg wil. Als je als begeleider meteen op een boze toon zegt: „Nee meneer, u moet met mij mee”, dan moet je aan zijn rollator gaan trekken om hem nog mee te krijgen.
Terwijl je ook rustig kunt vragen wat hij wil en hem uitnodigen voor een kopje koffie. Mensen herkenden de situatie.”
Welke ontmoeting blijft je bij?
Miedema: „We werden na de training uitgenodigd om een zorgcentrum voor ouderen te bezoeken dat gerund wordt door een Belgische vrouw. Veel ouderen waren, voor ze hier terechtkonden, dakloos en moederziel alleen.
Het was heel mooi om te zien hoe de medewerkers van dat centrum van deze mensen houden.”