Cultuur & boeken

Tulpenrage was de eerste financiële bubbel in Nederland

Over de tulpenrage van 1636/1637 doen de wildste verhalen de ronde. Bijvoorbeeld dat je voor de prijs van een tulpenbol een Amsterdams grachtenpand kon kopen. Museum De Zwarte Tulp in Lisse brengt de nuance aan.

20 March 2023 14:06Gewijzigd op 20 March 2023 14:11
Allegorie op de tulpenkoorts, c. 1640/1650. Schiderij van Jan Brueghel de Jonge.  beeld collectie Dorotheum, Wenen
Allegorie op de tulpenkoorts, c. 1640/1650. Schiderij van Jan Brueghel de Jonge.  beeld collectie Dorotheum, Wenen

Het is een feit dat er eind 1636 in de Nederlanden sprake was van een ”tulpenkoorts”, de term waaraan historicus Henk Looijesteijn de voorkeur geeft. Met kunsthistorica Annemarie Vels Heijn, conservator bij Museum De Zwarte Tulp, schreef hij onder die titel een boek bij de tentoonstelling ”Tulpenkoorts, 1636-1637. Het Ware Verhaal”.

De tulp kwam rond 1570 vanuit Turkije naar de Lage Landen en werd populair onder welgestelde plantenliefhebbers. Er was in die tijd een botanische revolutie aan de gang. Ontdekkingsreizigers verkenden de wereld buiten Europa en brachten ook allerlei exotische planten en gewassen mee naar huis.

Dat de tulp geliefd zou worden lag niet erg voor de hand. Het bolgewas had geen praktisch nut als geneeskrachtig kruid en verspreidde geen geur. Maar de bloem was wel heel mooi en bovendien kon hij allerlei prachtige patronen laten zien. „Zoiets was toentertijd nog nooit vertoond”, legt Looijesteijn uit in zijn boek. „De meeste bloemsoorten die men kende hadden altijd dezelfde kleur. De meest geliefde bloem der middeleeuwen, de roos, kon weliswaar ook een grote soortenrijkdom voortbrengen, maar was niet in staat tot de kleurenexplosies die een tulp in zich kon bergen.” Vooral tulpen met gevlamde, gevederde of gestreepte patronen waren daarom erg gewild. Kwekers deden hun best om steeds weer nieuwe ”gemarmerde” variëteiten te ontwikkelen.

Virus

Hoe het kwam dat de tulp al die fraaie kleuren kon vertonen wist men in de zestiende en zeventiende eeuw nog niet. Pas in de negentiende eeuw werd ontdekt dat het zogenoemde mozaïekvirus hiervoor verantwoordelijk is. Het is daarom ook tegenwoordig nog best lastig om tulpen met de juiste kleurschakeringen te kweken. „Maar voor de zeventiende-eeuwer waren deze processen onnavolgbaar en onbeheersbaar”, schrijft Looijesteijn.

19145996.JPG
Bladzijde uit het tulpenboek van Jacob Marrel, 1637. beeld Rijksmuseum Amsterdam

Niettemin gingen steeds meer liefhebbers zich bezighouden met het kweken van tulpen. Rond het jaar 1630 waren er tekenen te bespeuren dat de tulpenteelt en de tulpenhandel zich ontwikkelden tot een serieuze economische bezigheid. Sommige mensen gingen zich specialiseren als kwekers van tulpen en in de handel werden mooie winsten behaald. Jarenlang stegen de prijzen van tulpen gestaag.

In het najaar van 1636 begonnen de prijzen van tulpenbollen opeens veel sneller te stijgen. Voor een pond van de zeer gewilde Switzers –ze waren rood en geel gestreept zoals de uitrusting van de soldaten van Zwitserse Garde– werd wel 1400 gulden neergeteld.

Het begon echt te ontsporen toen men ook in de wintermaanden ging handelen in tulpen. Aanvankelijk had de handel vooral plaats in de lente. De overdracht van de bollen gebeurde dan in de zomer, als de tulpen waren uitgebloeid en de bollen konden worden gerooid. Maar aan het eind van 1636 en aan het begin van 1637 werd al in de wintermaanden gehandeld, terwijl de bollen nog in de grond zaten en moesten gaan bloeien. Looijesteijn: „Wie dus tulpen kocht in de winter moest tot de zomer wachten om zijn bol te ontvangen. Dat was ook het ogenblik waarop werd betaald. Een aankoop buiten het zomerseizoen vergde dus wel vertrouwen van koper en verkoper.”

Speculatie

De sterk stijgende prijzen werkten speculatie in de hand. Kopers verkochten de tulpenbollen (die nog in de grond zaten) alvast door tegen een hogere prijs met de bedoeling de winst in eigen zak te steken. „Er ontstonden ketens van verkopen, waarbij deelnemers er niet zozeer op uit waren een mooie nieuwe tulp te kopen, maar winst te maken met de verkoop”, aldus Looijesteijn. De eerste speculatieve bubbel van het in opmars zijnde kapitalisme was een feit. Zeldzame bollen konden wel 4000 à 5000 gulden opbrengen.

In februari 1637 kelderden de prijzen van tulpenbollen plotseling. De handel kwam stil te liggen. Veel kopers hadden op papier enorme bedragen toegezegd voor bollen die pas in de zomer zouden worden geleverd. Maar die hadden tegen die tijd nog maar een fractie van die waarde. En dus hadden de kopers weinig zin om de koop te laten doorgaan. Met als gevolg dat hierover allerlei rechtszaken werden gevoerd. In een aantal gevallen werd er een schikking getroffen. Volgens tijdgenoten kozen veel handelaren ervoor om 5, 6 of 10 procent ”rouwkoop” te betalen, een bedrag om de transactie af te kopen. Veel andere tulpenzaken, waarbij meestal kleine luiden waren betrokken, bleven onopgelost. Van een kale kip kun je immers niets plukken.

Van grootschalige bankroeten was echter geen sprake, stelt Looijesteijn. „Daar werd ook door de meeste tijdgenoten niet van gerept.”

De tulpenkoorts blijft tot in onze tijd tot de verbeelding spreken. Tijdgenoten staken al de draak met de windhandel in bloembollen. De dichter Roemer Visscher schreef in zijn dichtwerk ”Sinnepoppen” in 1614 bij een afbeelding van twee gemarmerde tulpen: „Een dwaes en zijn gelt zijn haest ghescheijden.”

Na het instorten van de tulpenbollenmarkt verscheen er een stroom aan publicaties waarin de speculanten werden bespot. ”Samenspraken van Waermondt en Gaergoedt” is hier een goed voorbeeld van. In dit pamflet bespreken Waermondt (hij die de waarheid spreekt) en Gaergoedt (hij dit belust is op geld) het verloop van de tulpenkoorts tussen februari en mei 1637.

De Vlaamse kunstenaar Jan Brueghel de Jonge schilderde rond 1640 een satirische ”Allegorie op de tulpenhandel”. Hij liet hierin apen, vertegenwoordigers van de dwaasheid, in tulpen handelen. In een paleisachtige omgeving voert hij alle aspecten van de tulpenkoorts ten tonele.

Er waren ook religieuze bezwaren tegen de tulpenhandel. Was het niet beter dat mensen aandacht gaven aan hun zielenheil? Een doopsgezinde koopman uit Hoorn haalde in het pamflet ”Claere Ontdeckingh der dwaesheydt derghener die haer tegenwoordigh laten noemen floristen” in 1636 fel uit naar de tulpenhandelaren. Volgens hem zouden christenen zich niet bezig moeten houden met het aanbidden van de tulp. Een betere bloem was de Roos van Saron uit het Bijbelboek Hooglied. Die verwees immers naar Christus; het was beter om Hem te bewonderen.

Waarschuwend voorbeeld

De tulp overleefde de koorts van 1637/1638, al kreeg de handel wel een knauw. In de negentiende en twintigste eeuw hernam de tulp zijn voorname plaats onder de Nederlandse tuinbouwproducten. De tulp was in 2017 de meest gekweekte bloem van Nederland en een van de bekendste exportproducten. Wereldwijd gaan er miljarden in de tulpenhandel om.

Het verhaal van de tulpengekte mag dan minder spectaculair zijn dan gedacht, het blijft een leerzame waarschuwing tegen de redeloze heb- en geldzucht van de mens.

Tentoonstelling

De tentoonstelling” ”Tulpenkoorts, 1636-1637. Het Ware Verhaal” is tot en met 27 augustus te zien in museum De Zwarte Tulp in Lisse.
www.museumdezwartetulp.nl

Boekgegevens

19145998.JPG

”Tulpenkoorts”, Henk Looijesteijn i.s.m. Annemarie Vels Heijn; uitg. Museum De Zwarte Tulp; 88 blz.; € 18,50

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer