Taal: Een ode aan de taal van B. Florijn
Daar is een vriend. Hij schonk mij ”Opstellen over de christelijke opvoeding”. Een lijvig boekwerk, geschreven door wijlen de heer B. Florijn. Een goed boek, geschreven door een wijs man. Hij begreep de zaken. De zaken aangaande de levensgang van de mens en aangaande het grootbrengen van kinderen. Hij had er enig zicht op. Zo blijkt uit hetgeen hij heeft mogen schrijven.
Tot zover mijn poging om het taalkleed van B. Florijn aan te trekken. Het zou van weinig bescheidenheid getuigen als een mens pretendeert het niveau van deze onderwijsman te kunnen benaderen. Het wijsheidsniveau. Het diepteniveau.
Helaas ontbeer ik het privilege Florijn ooit te hebben gesproken. Zijn naam was me wel bekend, maar de opstellen zijn eigenlijk mijn eerste echte kennismaking met zijn gedachten. En ze boeien me bovenmate. Vooral vanwege de inhoud. Maar in taalkundig opzicht vind ik ze ook aantrekkelijk. Daarom wijd ik er graag een bijdrage aan. Een soort ode.
Eerst wens ik kort een aantal wonderschone taalkundige eigenheden van B. Florijn te benoemen. Om te beginnen: vraagtekens worden in het boek vaak achterwege gelaten. Bijvoorbeeld als het gaat over het levenspad van de mens naar de eeuwigheid. Dan volgt: „Kunnen we ons vergissen op die reis.” Die zin moet officieel met een vraagteken afgesloten worden. Maar ik dacht: de auteur vond de vraag misschien zo ontzaglijk dat het voor hem een zaak was, zonder vraagteken. De vraag is ontvraagd door zijn diepte. Zoiets.
Verder verrijkte de auteur zijn opstellen met vele ultrakorte anekdotes. Die beginnen steevast zo: Daar was een… Bijvoorbeeld op pagina 110: „Daar was een oude man. Wanneer er een kleinkind van hem geboren werd, dan weende hij. Hij dacht: eeuwigheid.”
Weinig woorden gebruiken is ook zo’n kenmerk. Maar die maken de teksten niet vluchtig. Integendeel: met de weinigheid van woorden drukt de auteur vaak op een sublieme manier ernst uit. Bedachtzaamheid. Diepzinnigheid.
Florijn zegt ook mooie dingen over taal. Zoals: „Eigenlijk is het gebruiken, het mogen gebruiken van de taal, toch wel een van de grootste wonderen, die de mens is medegedeeld. Altijd kan men zich daarover verwonderen. Als we er eens even over nadenken, hoe het toch mogelijk is, dat wij steeds het volgende woord weer kunnen zeggen. Hoe het toch mogelijk is dat een mens een zin kan vormen. (…) Wonder op wonder is dat.”
Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie. Reageren? chris@rd.nl