Kritiek op uitdrukking ”broeders en zusters” in NBV
Dertien keer komt in het boek Handelingen de Griekse woordcombinatie ”andres adelfoi” voor. In de meeste bijbelvertalingen zijn deze woorden vertaald met ”mannen broeders”, ”broeders”, of ook wel ”vrienden”. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) echter heeft de uitdrukking in vijf gevallen vertaald met ”broeders en zusters”. Dr. R. Buitenwerf heeft zich erover verbaasd.
Buitenwerf, nieuwtestamenticus bij het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG), sprak donderdag op de eerste dag van het tweedaagse symposium ”Babel en Bijbel. De Nieuwe Bijbelvertaling tussen academie en ambacht” in Amsterdam. Zijn referaat, de laatste van de vijf die donderdag werden gehouden, had het effect van een steentje in een overigens vrij rimpelloze vijver. „Ik krijg de indruk dat het laatste woord hierover nog niet is gesproken”, constateerde de voorzitter aan het slot van de discussie.
In zijn lezing ging dr. Buitenwerf in op een artikel dat de historicus prof. dr. A. Th. van Deursen onlangs in het Historisch Nieuwsblad aan de NBV wijdde. Daarin bekritiseert deze het „inclusief vertalen” (het vertalen met broeders én zusters) van het woord ”adelfoi” en in het bijzonder dat van ”andres adelfoi”. In de optiek van prof. Van Deursen is dit een ongeoorloofde vermenging van de hedendaagse cultuur met de cultuur waarin de Bijbel is ontstaan.
Buitenwerf, die betrokken was bij de eindredactie van het boek Handelingen in de NBV, lijkt deze mening in grote lijnen te delen. In zijn ogen is een inclusieve vertaling „niet onjuist, maar legt ze veel meer nadruk op het inclusieve aspect dan past bij de tijd waarin de boeken zijn ontstaan.”
Volgens de nieuwtestamenticus zouden bijbelvertalers er daarom goed aan doen om te overwegen ”adelfoi” met sekseneutrale termen te vertalen. „”Medegelovigen” of ”gemeenteleden” zou een optie kunnen zijn, of ”beste vrienden” of ”beste mensen”. In een enkel geval is ”broeders” misschien toch de best denkbare optie. Naar mijn overtuiging wordt daarmee iets meer recht gedaan aan de context waarbinnen de teksten ontstaan zijn, terwijl ook voldaan wordt aan de terechte eisen van een inclusieve vertaling”, aldus Buitenwerf.
Want dat laatste is wel belangrijk, stelde hij. „Er is in de hedendaagse westerse cultuur terecht een sterke behoefte aan gelijkwaardigheid voor mannen en vrouwen. Mijns inziens mag een eventuele patriarchale insteek van bepaalde bijbelteksten niet dienen als argument tegen deze gelijkwaardigheid, omdat deze insteek niets anders is dan een weerslag van maatschappelijke verhoudingen in de tijd waarin deze teksten zijn ontstaan.”
„Het is het overwegen waard om sekseneutraal te vertalen, zegt u. Maar dan vertaal je de vrouw toch weer weg”, wierp een deelneemster hem tegen. „Maar de man ook”, repliceerde dr. Buitenwerf. De vrouw: „Er zijn nu eenmaal nuances die soms heel belangrijk zijn.”
Ook een andere deelneemster verklaarde moeite te hebben met een sekseneutrale vertaling. „Je maakt zowel man als vrouw onzichtbaar.”
„Ik ben het eens met je analyse”, zei prof. dr. J. W. van Henten richting dr. Buitenwerf, „maar je voorstel vind ik heel slecht. De cultuur toen was allesbehalve sekseneutraal! Er is volgens mij maar één conclusie mogelijk: dat je toch terugwilt naar ”broeders”.” De inleider: „De keuze om sekseneutraal te vertalen is er inderdaad een die meer voortkomt uit de doelcultuur dan uit de broncultuur. Ik deel daarom uw conclusie. Maar ik vind ’m om praktische redenen niet verstandig.”
Een ander: „Wat ik vind, is dat u het woord ”andres” wegredeneert. Dit woord duidde in die tijd alleen maar op mannen. Een combinatie als ”andres politai” (mannen burgers), bijvoorbeeld, sloeg alleen maar op mannen, en kan niet inclusief vertaald worden.” Dr. Buitenwerf, die op het laatste moment dr. C. vanderStichele verving: „Ik moet u zeggen: naar zulke voorbeelden heb ik gezocht. Maar ik had geen gelegenheid om dit verder uit te zoeken. Maar misschien kan ”andres” inderdaad alleen maar een mannelijke groep zijn.”
Behalve dr. Buitenwerf spraken donderdag prof. dr. R. van den Broeck (”De relevantie van de vertaalwetenschap voor een bijbelvertaalproject”), prof. dr. L. J. de Vries (”De Nieuwe Bijbelvertaling: filters en functies”), drs. T. Mewe (”Bijstelling van de vertaalmethode in de loop van het project De Nieuwe Bijbelvertaling”) en dr. P. de Jong-van den Berg (”Hoe vreemd wilt u het hebben? Transculturatie en bijbelvertalen”).
Het was de eerste keer dat de NBV werd voorgelegd aan „wetenschappers van zeer divers pluimage”, aldus voorzitter prof. dr. Van Henten aan het begin van het symposium,dat zo’n veertig deelnemers telde. „Mijn verwachtingen zijn hooggespannen.” Die van zijn vroegere collega Rochus Zuurmond, emeritus hoogleraar bijbelse theologie aan de Universiteit van Amsterdam, minder. Van Henten: „Op nieuwjaarsdag kreeg ik van hem een mail waarin hij schreef: „Jullie congres zal niet meer zijn dan een al dan niet geconditioneerd applaus voor de NBV. Daarom zal ik niet komen.”
Sinds oktober 2004 zijn er 400.000 NBV’s verkocht, liet een NBG-medewerker donderdag weten. Volgens prof. dr. L. J. de Vries is het „de slimme combinatie van de zorgvuldige, contextualiserende actualisatie en de beperkte literaire functie, in combinatie met een goede marketing, die de NBV zo succesvol maakt.”
Prof. dr. H. J. de Jonge plaatste vanuit de zaal kritische kanttekeningen bij „het beoogde literaire karakter van de NBV.” Richting dr. De Vries: „Je hebt nog geen moment aannemelijk gemaakt dat de Bijbel een literair werk is. Dit is trouwens in de hele geschiedenis van de NBV onvoldoende aan de orde gesteld.”
Aan de orde kwamen donderdag ook de woorden ”tittel” en ”jota” in Matthéüs 5:18. Waarom zijn deze in de NBV wel gehandhaafd, maar een uitdrukking als ”in zak en as” niet? wilde prof. De Jonge weten. Volgens dr. De Jong-van den Berg roept de laatste uitdrukking in het hedendaagse Nederlands andere associaties op dan in de oorspronkelijke cultuur. Uit de context van Matthéüs 5 wordt echter „meteen helemaal duidelijk wat de woordjes tittel en jota betekenen. En, deze woorden zijn via de Statenvertaling tot het taaleigen van het Nederlands gaan behoren.” Prof. De Jonge: „Ik ben verbaasd over dit geval. Dit had zo niet gemogen.”