Mijn telefoon kan zo in het museum
In het vergeten van vier- en gedenkdagen zijn mannen sterker dan vrouwen. Zo zag ik in november vorig jaar een jubileum over het hoofd.
Wellicht omdat ik met de jubilaris geen warme connecties onderhoud. Eigenlijk heb ik niets met hem, al schijnt hij superhandig te zijn en zelfs onmisbaar, afgaande op de roem die anderen hem toezwaaien. Soms vind ik hem zelfs uitermate irritant. Midden in een gesprek interrumpeert hij, iets wat wij als kinderen nooit mochten. Ik zie dat opdringerige en aandacht eisende ook de enkele keer als wij onderweg de horeca benutten. Altijd en overal is hij verzekerd van de aandacht. Hij heeft beslist zijn goede kanten, waar je handig gebruik van kunt maken. Hij wijst je de weg van A naar B. Hij weet alles van het weer, waar ter wereld ook, of het nu vandaag of over zes weken is. Althans, hij pretendeert dat te weten. Ben je verlegen om een niet te duur brandstofstation, een restaurant of toilet, hij brengt je er feilloos. Over wie ik het heb? Over Allesweter Smartphone.
In mijn jeugd belde nagenoeg de hele buurt in tijden van nood en ontreddering nog bij de kruidenier om de hoek. Later verscheen een telefooncel enkele straten verder. Nog weer later kregen we zelf een apparaat om mee te telefoneren. En enkele decennia verder gleden we het mobiele tijdvak binnen. De eerste lichting was voorbehouden aan welgestelden. In het buitenland zochten we een telefooncel op en belden enkele keren per week naar huis om te weten hoe het daar ging. Maar op een dag was mobiel bellen ook weggelegd voor de man en vrouw met kleine(re) beurs.
Omdat ik weinig met techniek heb, leefde ik nog lange tijd stil, gerust en gelukkig zonder mobiel, met in de auto het 100.000 stratenboek en een dozijn landkaarten. Maar op een dag moet men er gewoon aan geloven en sindsdien bezit ik een apparaat geschikt voor mobiele telefonie. Ik kan uitsluitend bellen (als me dat al lukt) en gebeld worden. En vreemd genoeg ben ik daar ook dik tevreden mee. Eigenlijk zou mijn apparaat –want zo groot is het– een welkome aanwinst zijn voor het mobieletelefoonmuseum. Toch houd ik hem voorlopig zelf nog maar. Ook al ligt hij bijna voltijds in de auto of de keukenlade. Digitale recherchebureaus raken erdoor in verwarring. „Man ligt al zes dagen in aanrechtkast.”
Dertig jaar geleden verscheen de smartphone. Sindsdien is het leven van velen drastisch veranderd. Zelfs kinderen zijn dagelijks uren met hem bezig. Smart slokt ons op. Daarom moet ik er misschien maar niet aan beginnen.