„Want zo wie de wil van God doet, die is Mijn broeder en Mijn zuster en moeder.”

Aan de Heere moeten we een tegenprestatie geven. Welke is dat? De bekering uit een zuiver hart. Want Hij weet alles vooruit en kent de dingen die in ons hart zijn. Laten we Hem prijzen, niet alleen met onze mond, maar ook van harte, opdat we als zonen worden aangenomen. Want de Heere zei: „Mijn broeders zijn zij, die de wil van Mijn Vader doen.”

Broeders, laten we dus de wil van de Vader doen, Die ons geroepen heeft, opdat we zullen leven en des te meer de deugd navolgen. Laten we de boze gezindheid vaarwel zeggen, die voorafgaat aan onze zonden. Laten we de goddeloosheid ontvluchten, opdat het kwade ons niet overvalt. Want indien we ons inspannen het goede te doen, zal de vrede achter ons aankomen. Daarom kan een mens geen vrede vinden, die het heeft over angst voor mensen en die de voorkeur geeft aan genot op aarde boven de belofte die komt. Want ze miskennen welk een pijn het genot hier verschaft en welk een vreugde de belofte die komt. En wanneer ze alleen dat deden, was het nog te verdragen. Maar nu gaan ze nog door met het leren van slechte dingen aan onschuldige zielen, waarbij ze niet weten dat ze een dubbel oordeel zullen ondergaan: dat van henzelf en hun hoorders.

Clemens,
kerkvader in Alexandrië

(”Tweede brief aan de Korintiërs”, 2e eeuw)