Historisch koopkrachtverlies ondanks stijgend cao-loon
De cao-lonen zijn vorig jaar met 3,2 procent gestegen ten opzichte van 2021, aldus statistiekbureau CBS donderdag. Dat lijk goed nieuws, maar het inflatiecijfer stijgt drie keer zo hard.
Sinds 2008 groeiden de lonen die onder een cao vallen niet zo snel als in 2022. In het laatste kwartaal van dat jaar viel het cao-loon zelfs 3,6 procent hoger uit dan in hetzelfde kwartaal in 2021. Dat betekende de grootste stijging in twintig jaar.
Het is dus beslist niet zo dat werknemers er geen salaris bij hebben gekregen in 2022. Het probleem is alleen dat er door de inflatie niets van overblijft. Het CBS maakt de exacte inflatiecijfers van 2022 pas volgende week dinsdag bekend, maar de rekenmeesters kunnen alvast één ding verklappen: de consumentenprijzen schoten veel harder omhoog dan de lonen.
Dat heeft grote gevolgen voor het zogeheten reële cao-loon. Dit wordt berekend door het inflatiecijfer van de cao-loonstijging af te trekken. Als het inflatiepercentage –zoals verwacht– in 2022 rond de 10 procent uitkomt, levert dat een reëel cao-loon op van -6,8 procent. Het verschil tussen deze jaarcijfers is, sinds het begin van de metingen in 1973, niet eerder zo groot geweest (zie graphic). Kortom, een historisch koopkrachtverlies.
Niet in alle sectoren vallen even rake klappen. Dat komt doordat de lonen in sommige bedrijfstakken harder stegen. Zo gingen mensen met een baan in het onderwijs er vorig jaar qua salaris het meest op vooruit (5,2 procent). De tweede grootste stijger is de bedrijfstak vervoer en opslag met een plus van 4,6 procent. Onderaan het lijstje bungelt de bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij met een loonstijging van 2 procent.
CNV noemt het „volstrekt onaanvaardbaar” dat steeds meer werkenden in de financiële problemen komen door de „gebrekkige” loonstijging. De vakbond zegt daarom „stevig” de cao-onderhandelingen in te gaan in 2023. „Zeker nu de bedrijfswinsten in 2022 hoger zijn dan ooit”, stelt de bond.
Wat de Reformatorische Maatschappelijke Unie betreft gaan de lonen in 2023 met 5 procent omhoog en krijgt iedere werknemer er maandelijks 100 euro bruto bij. „Die nominale loonsverhoging zou eventueel kunnen worden toegekend aan inkomens tot een bepaalde grens”, aldus Jan Schreuders, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid. De vakorganisatie heeft deze inzet geformuleerd in de arbeidsvoorwaardennota 2023, die het begin dit jaar nog officieel hoopt te presenteren.
Maar de loonwens van de RMU dekt toch niet de totale inflatie? Dat klopt, zegt Schreuders, maar hij vindt niet dat de werkgever voor alle kosten kan opdraaien. „Bescherming van de koopkracht is ook een taak van de overheid. We moeten eerlijk zijn: werknemers zullen eveneens een deel moeten bijdragen doordat ze er qua koopkracht op achteruitgaan.”
Volgens Schreuders worden de meeste cao’s aangegaan voor een afgesproken bepaalde tijd. Ze zijn niet tussentijds opzegbaar.
De werknemer hoeft dus niet te rekenen op een inflatiecorrectie als de loonafspraken al zijn gemaakt. Schreuders: „De loonontwikkeling die voor het lopende contract is afgesproken blijft gelden, tenzij partijen vrijwillig een nieuw overleg openen om nieuwe afspraken te maken. Maar dat is niet te forceren.”