Christelijke organisaties kunnen veel leren van geschiedenis VU
Het besluit van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam tot het afschaffen van het votum en de lofprijzing bij academische plechtigheden is niet direct opzienbarend. Ieder die de ontwikkelingen bij de VU heeft gevolgd, wist dat dit ooit een keer ging gebeuren. Toch is het een teken aan de wand.
Toen Abraham Kuyper in 1880 de Vrije Universiteit oprichtte, deed hij dat vanuit de overtuiging dat geloof en wetenschap geen tegenstelling waren. Kuyper volgde daarin Voetius die bij de opening van de Illustre School in Utrecht –de voorloper van de universiteit aldaar– zei dat vroomheid en wetenschap samen moesten gaan. Voor Voetius en Kuyper moesten universiteiten dienstbaar zijn aan het ideaal van christelijke wetenschapsbeoefening. Voor dat ideaal kreeg Kuyper duizenden ”kleine luyden” zover dat ze het beroemde spaarbusje voor de VU op de schoorsteen hadden staan. Zo kwam de Vrije Universiteit met particulier geld van de grond.
Van de overtuiging dat geloof en wetenschap samen kunnen gaan, is vandaag de dag vrijwel niets meer over. Vrome wetenschappers hebben in de loop der jaren niet zelden plaatsgemaakt voor geleerden die een afkeer hebben van het christelijk geloof. Docenten die de Bijbel voluit erkennen als de absolute waarheid en als uitgangspunt voor hun wetenschapsbeoefening zijn een kleine minderheid geworden en hebben het soms moeilijk. Er is nauwelijks begrip meer voor het Bijbelgetrouwe standpunt – nota bene het standpunt dat Kuyper motiveerde om de VU te beginnen.
De VU wil nu een universiteit zijn waar voor iedere levensbeschouwing plaats is. Vandaar dat de christelijke jas het bestuur en de staf te krap zit. Om die reden moesten votum en lofprijzing sneuvelen. In plaats daarvan zijn vage formuleringen gevonden waar niemand koud of warm van wordt.
Het identiteitsverlies is niet van vandaag of gisteren. Het is een proces dat al tientallen jaren geleden is ingezet. Heel geleidelijk werd de christelijke signatuur opgeofferd aan een soepeler benoemingsbeleid, aan democratisering, aan openheid naar de samenleving, met verlies van binding aan de traditionele achterban tot gevolg. Inmiddels is de vraag gewettigd: Wat onderscheidt de identiteit van de VU nog van die van de Universiteit van Amsterdam?
De situatie waarin de VU nu verkeert, is een baken in zee voor het orthodox-christelijke onderwijs. Net zoals bij de oprichting van de VU zijn veel bijzondere scholen uit de nood geboren en opgericht dankzij de inzet –zo men wil: de offers– van betrokken ouders. Maar het gevaar bestaat dat ook deze scholen geleidelijk van kleur verschieten.
Kuyper was zich terdege bewust van de antithese tussen kerk en wereld. Dat had consequenties voor het dagelijks handelen. Niet dat hij zich beter voelde dan de wereldling, maar hij besefte wel dat het vasthouden aan de Bijbel onderscheidend werkt. Die boodschap is nog steeds actueel.