”Wetenschapsbijbel” helpt Schrift vanuit eigen tijd te lezen
Onlangs gingen Bijbels Beraad M/V en dr. M. Klaassen (RD 17-11, 25-11) in op de recent verschenen ”Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap”, de zogenoemde ”Wetenschapsbijbel”. Als kernredactie reageren we hier graag op. Voorop: we waarderen de zorg die achter beide bijdragen schuilgaat.
Betrokkenheid bij de Bijbel, juist van jongere generaties, kunnen we alleen maar bevorderen als we de Bijbel rechtdoen en haar op een integere wijze met hedendaagse vraagstukken in verband brengen. Precies dat is ook de insteek en bedoeling van de ”Wetenschapsbijbel”. Het is goed daar inhoudelijk over door te spreken.
Loopgraaf of nuance?
Allereerst valt op dat Klaassens bijdrage gericht is op slechts één thema in de ”Wetenschapsbijbel”, namelijk ”gender”. En dat terwijl deze uitgave een keur aan uiteenlopende onderwerpen bespreekt, die wat ons betreft zonder uitzondering nadere bespreking verdienen. Denk aan ”het begin van het menselijk leven”, ”ziekte en zonde”, ”goed en kwaad”, ”zelfbeeld”, enzovoorts. Vanuit zijn rol bij Bijbels Beraad M/V, dat zich richt op gendervraagstukken, is zijn focus begrijpelijk. Tegelijk betreedt hij de loopgraaf door de verschillen tussen zijn visie en wat in de ”Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap” te lezen valt zwaar aan te zetten. In werkelijkheid is de bijdrage hierover in de ”Wetenschapsbijbel” juist zeer genuanceerd en primair informerend van aard, al bevat deze wellicht nieuwe inzichten ten opzichte van wat in reformatorische kring gemeengoed is.
Volgorde ≠ rangorde
Om te beginnen worden nergens de biologische verschillen tussen man en vrouw ontkend, zoals Klaassen suggereert. Wel wordt erop gewezen dat gender meer is dan biologie. Als gender niets anders betrof dan primaire en secundaire geslachtskenmerken, waren we immers snel uitgepraat. Als gender inderdaad ook gaat om ideaal gedrag, sociale rollen, enzovoorts – wat zegt het scheppingsverhaal dan hierover? En wat niet?
Voor Klaassen is evident dat volgorde ook rangorde impliceert. Eva is na Adam geschapen, en staat dus niet op volledig gelijke voet met hem. Maar –en daarbij verwijzen we graag naar de reactie van dr. Sam Janse over hermeneutiek (RD 24-11)– deze interpretatie vloeit niet zonder meer voort uit de tekst. Zij is het gevolg van de keuze om betekenis toe te kennen aan deze volgordelijkheid. Dat gebeurt echter wel op een selectieve manier. Eva is immers ook na de dieren geschapen. Is zij dan als laatste schepsel ook het minste van allemaal? Zo ver gaat Klaassen –gelukkig– niet.
Wel verwijst hij naar een tekst die een soortgelijke hermeneutiek lijkt toe te passen, namelijk 1 Timotheüs 2:13. In diezelfde passage staan echter minstens twee teksten die we vanuit de toenmalige cultuur begrijpen en dus niet zonder meer overnemen: de oproep dat mannen altijd met opgeheven handen moeten bidden (waarom doen we dat niet?) en de uitspraak dat vrouwen zalig worden door kinderen te baren. Zeker laatstgenoemde is pastoraal uitermate problematisch als we dit letterlijk lezen en op individuele vrouwen toepassen. Moet een vrouw die kinderloos blijft niet alleen omgaan met het verdriet dat dit met zich meebrengt, maar ook vrezen voor haar zielenheil? De ”Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap” (daar werkten overigens diverse reformatorische auteurs aan mee) bevat over deze tekst een verhelderende toelichting. Daarin laat dr. Klinker zien dat de tekst vermoedelijk specifiek over Eva gaat. Ook dat blijft trouwens een voorstelling die ons vandaag vreemd voorkomt. Maar de Bijbel is ons soms vreemder is dan ons lief is.
Keuzes met grote gevolgen
Het is maar een voorbeeld om te laten zien dat een bekende uitleg van de Bijbel, vaker dan we misschien doorhebben, met keuzes samenhangt. En dat interpretaties gevolgen hebben, in sommige gevallen desastreuze gevolgen. Klaassen formuleert het vriendelijk: man en vrouw zijn gelijkwaardig, de man is alleen ”primus inter pares”. Maar als dan wordt gesteld dat een vrouw die zelf voor het ambt heeft gekozen niet geschikt is om een bijdrage te schrijven over vrouwen in het ambt, wordt het toch spannend.
Klaassen beweert dat de ”Wetenschapsbijbel” de scheppingsorde loslaat. Dat lijkt ons onjuist. Wel is er gesprek mogelijk over wat ”scheppingsorde” precies inhoudt. Bijbels-theologisch gaat het dan ten diepste om het geloof dat de aardse werkelijkheid niet beheerst wordt door chaos en zinloosheid, maar zijn stabiliteit en vastheid vindt in God, de Schepper van hemel en aarde. Door de eeuwen heen zoeken gelovigen –met vallen en opstaan– naar manieren om die grondtoon praktisch gestalte te geven op alle terreinen van het leven en met alle middelen die ons daartoe gegeven zijn, inclusief wetenschappelijke kennis.
Ondanks zijn bevrijdende boodschap is de Bijbel door de eeuwen heen in talloze situaties misbruikt om mensen klein te houden, hen in een keurslijf te persen en onderdrukking en discriminatie te legitimeren, in lijn met menselijke conventies en tradities. Vaak gebeurt dat aan de hand van verzen die uit hun verband zijn losgetrokken. Of doordat onvoldoende rekening gehouden wordt met zienswijzen of gebruiken die in de historische context vanzelfsprekend waren (denk aan slavernij), maar die uiteindelijk ingaan tegen hoe God de wereld bedoeld heeft. Juist op dat punt helpt de ”Wetenschapsbijbel” de lezer om telkens een goed geïnformeerde afweging te maken, vanuit de overtuiging dat de Bijbel ook in onze tijd een boodschap heeft die meer dan de moeite waard is.
De auteurs vormen samen de kernredactie van de Wetenschapsbijbel.