Minister komt met wet die flexwerkers meer zekerheid moet bieden
Minister Eddy van Hijum wil losse contracten aan banden leggen en zo flexwerkers meer zekerheid bieden. Maar helpt ze dat verder?

Nederland is Europees kampioen flexwerken en dat is niet per se een eretitel. Mensen met onzekere arbeidscontracten –denk aan uitzend- of oproepwerk– weten nooit precies waar ze financieel aan toe zijn. Dat kan lastig zijn in het dagelijks leven en maakt dat ze bijvoorbeeld moeilijker een huis kunnen kopen dan werknemers met een vast contract.

Dat moet anders, vindt minister Eddy van Hijum (NSC, Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Hij heeft een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd dat mensen met een flexibel arbeidscontract meer zekerheid over hun inkomen en hun werktijd moet geven.
„Voor sommige bedrijven en sectoren is onzekere arbeid een verdienmodel geworden”, schrijft de minister. „Met dit wetsvoorstel vergroten we direct de bestaanszekerheid van mensen. En we maken het ook weer moeilijker om mensen uit te buiten via draaideur- of uitzendconstructies.”
Het uitgangspunt van de wet: tijdelijke contracten zijn alleen bedoeld voor tijdelijk werk. Nu krijgen mensen ook voor vast werk soms een tijdelijk contract, dat eventueel kan worden verlengd. Van Hijum wil ook het zogeheten nulurencontract afschaffen. Bij zo’n contract heeft de werknemer geen enkele garantie op een minimaal aantal uren werk per week of maand; hij werkt op afroep.
Van Hijum streeft naar „bandbreedtecontracten”. Daarin spreken werkgever en werknemer een minimum- en een maximumaantal uren af. Blijven je uren onder dat minimum, dan kun je je werkgever daarop aanspreken. Gaat de werkgever over het maximum heen, dan mag de werknemer weigeren om te komen werken.
De minister wil ook mensen die werken via een uitzendbureau, beter beschermen. In zijn wetsvoorstel krijgen zij recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden als mensen die in vaste dienst zijn.
Impact
Het ministerie van Van Hijum spreekt van „het eerste grote wetsvoorstel van het arbeidsmarktpakket dat wordt ingediend bij de Tweede Kamer”. Maar volgens Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsmarkt aan de Universiteit Tilburg, is het alweer de vierde wet in Nederland over dit vraagstuk. En die eerdere wetten brachten weinig teweeg. „Waarom zou deze wet wel de gewenste impact hebben?” vraagt hij zich af.
Het arbeidscontract voor onbepaalde tijd, het vaste dienstverband dus, is in Nederland letterlijk uit de (arbeids)markt geprijsd, zegt hij. Dat komt omdat het nooit gemoderniseerd is, meent Wilthagen. Er zijn alleen maar regels bij gekomen. „Denk aan de twee jaar doorbetaling bij ziekte. Dat bestaat nergens ter wereld en het maakt werkgevers kwetsbaar.” Als een werknemer voor lange tijd uitvalt, kost het de werkgever immers veel geld. „Intussen krijgen flexcontracten ruim baan. Denemarken kent nauwelijks flexwerkers, omdat vaste contracten zelf daar meer flexibel zijn.”
Floreren
Hervorm Nederlandse arbeidsovereenkomsten tot vaste contracten waarin werknemers en werkgevers „flexibel kunnen floreren”, is zijn oproep. Want echte zekerheid ontleen je niet aan een arbeidscontract, maar aan je positie de arbeidsmarkt. „Werknemers moeten zich kunnen blijven ontwikkelen, ook naar een functie bij een ander bedrijf, als dat aan de orde komt.” En ook werkgevers moeten vrij zijn om te bewegen, wanneer de tijd vraagt om andersoortige of wellicht minder werknemers.
Overigens krijgen er al meer mensen een vast contract. Omdat er personeelstekorten zijn in vrijwel alle branches, willen werkgevers mensen graag binden. En om problemen met de Belastingdienst over schijnzelfstandigheid te voorkomen, krijgen ook zzp’ers vaker een vast contract aangeboden.
De wet wil stimuleren dat tijdelijke contracten sneller worden omgezet in een vast dienstverband. Nu bestaat er nog zoiets als een draaideurconstructie: mensen kunnen drie keer achter elkaar een tijdelijk contract krijgen en dan moeten ze er verplicht minstens zes maanden uit, voordat dezelfde werkgever ze wéér een contract mag geven. De nieuwe wet wil die zes maanden veranderen in vijf jaar. Uitzonderingen blijven mogelijk, maar de minister wil ze beperken.
Positief
Werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland reageren positief. Ze vinden het „een goede zaak” dat er een einde komt aan contracten die het karakter hebben van „beschikbaar voor alles, maar recht op niets”, schrijven ze in een persbericht.
Ook vakbond CNV is blij. „Het geeft een flinke boost aan de zekerheid van tienduizenden werkenden. Deze wet maakt grotendeels een einde aan het jarenlange misbruik van flexkrachten. Dat wordt hoog tijd: iedereen in Nederland verdient zekerheid”, zegt CNV-voorzitter Piet Fortuin.
Hoogleraar Wilthagen betwijfelt of de nieuwe wet echt gaat helpen. Uitzendbureaus en andere intermediairs, zo leert de ervaring, „zijn heel innovatief”, zegt hij. Ze komen steeds met nieuwe flexvarianten. „Onze economie, en ook ons concurrentievermogen, is sterk op een flexibele arbeidsmarkt gebaseerd. Dat gooi je niet zomaar om, ook al zou dat wenselijk zijn.”
Als zowel de Tweede als de Eerste Kamer instemt, kan de wet per 1 januari 2027 in werking treden.