Geheime dienst volgde jarenlang intensief predikanten
Vanaf 1946 bespioneerde de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) predikanten die actief waren in de vredesbeweging. Verdenking van communistische sympathieën was reden om mensen jarenlang intensief te volgen, blijkt uit onderzoek in de BVD-dossiers. „Hoewel ds. H. geenszins van links-extreem politieke neigingen mag worden verdacht, is het gewenst aandacht aan hem te blijven wijden.”

Het is zondag 18 januari 1959, zeven uur ’s avonds. In Amsterdam zijn tweeduizend mensen naar de Westerkerk gekomen. De Duitse predikant Martin Niemöller preekt. Hij pleit voor principieel pacifisme. Ergens in de stampvolle kerk bevindt zich een informant van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Gedetailleerd schrijft hij op wat er gebeurt. Hij ziet geen vlaggen in de kerk, de dienst verloopt rustig. Onder de aanwezigen merkt hij wel de Amsterdamse dominee Jan Buskes op, meldt hij in zijn verslag.
Niemöller en Buskes zijn geen onbekenden voor de veiligheidsdienst. Voor beide predikanten zijn op het BVD-kantoor in Den Haag dossiers aanwezig. Het Reformatorisch Dagblad vroeg van een twintigtal predikanten dossiers op, die in het Nationaal Archief zijn te raadplegen. Ze laten zien hoe de geheime dienst tussen 1945 en 1983 de kerkelijke vredesbeweging volgt met zware opsporingsmethoden, soms zonder gerede aanleiding.
Staatsgevaarlijke activiteiten
Predikanten staan al vanaf de Tweede Wereldoorlog in de belangstelling van de Nederlandse geheime dienst. Na enkele reorganisaties heet de organisatie vanaf 1949 de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), die tot de oprichting van de AIVD in 2002 blijft bestaan. Taak van de dienst is het inwinnen van gegevens over alle personen die „staatsgevaarlijke activiteiten” vertonen en het monitoren van „extremistische stromingen”. Al snel richt de aandacht zich vrijwel exclusief op de invloed van het communisme in Nederland.
De dienst legt dikke dossiers aan van politici, journalisten en dominees
Er is weinig aandacht voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. BVD’ers verzamelen naarstig alle informatie over extremisme, terrorisme en antidemocratische partijen. De dienst legt dikke dossiers aan van politici, journalisten en dominees. Het dossier van Buskes puilt bijvoorbeeld uit van berichten over zijn handel en wandel. Veel van zijn lezingen worden door informanten beschreven, tientallen krantenknipsels zijn in zijn persoonsdossier opgeborgen. Tot zijn dood in 1980 is hij bespioneerd.
Linkse voorkeur
De BVD verdenkt Buskes van communistische sympathieën, zo blijkt. Voldoende reden om een persoonsdossier aan te leggen. In een van zijn artikelen schreef hij: „Het communisme heeft mij van mijn jeugd af geboeid en het boeit mij nog steeds. (…) Het communisme heeft mij onuitsprekelijk gefascineerd en even onuitsprekelijk afgestoten.” En zo gaat het voor vrijwel alle predikanten die door de geheime dienst zijn gevolgd. Zij zijn actief in de vredesbeweging, hebben een linkse politieke voorkeur en onderhouden contacten met christenen achter het IJzeren Gordijn. Het valt allemaal onder het kopje „politieke en antimilitaristische activiteit van burgers”. Dominees uit de politieke rechterflank of behoudende protestantse kerken komen niet voor in het BVD-archief.

Ook al spreken predikanten zich nadrukkelijk uit tegen het communisme, de BVD blijft hen volgen. Eenmaal verdacht, blijft verdacht. In 1947 stuurt de politie Haarlem een bericht dat dominee Han Hugenholtz bestuurslid is van een pacifistische organisatie, waarna de BVD een dossier aanlegt. Er volgt een serie berichten over de aanwezigheid van Hugenholtz op internationale vredesconferenties. Als in 1955 een analist alle gegevens op een rij zet, concludeert hij dat de idealistische predikant „een nobel, vriendelijk mens” is. Hij heeft geen connecties met communistische organisaties. Maar toch: „Hoewel ds. H. geenszins van links-extreem politieke neigingen mag worden verdacht, is het gewenst aandacht aan hem te blijven wijden.” Er worden daarna nog steeds stukken toegevoegd aan zijn dossier en als hij verhuist, krijgt de politie daarvan bericht.
De verdenking van de BVD is niet altijd onterecht. Christenen die geloofsgenoten achter het IJzeren Gordijn bezoeken, zijn voor communistische autoriteiten een manier om de opinie in het Westen te beïnvloeden, om te laten zien dat het communisme zo slecht nog niet is. Uit het dossier van Bé Ruys, predikant bij de Nederlandse Oecumenische Gemeente in Berlijn, blijkt dat ze nauwe contacten heeft met Duitsers die in dienst waren van de Stasi. „De DDR-autoriteiten gebruikten de positieve uitlatingen van Nederlandse christenen over de DDR als propagandamiddel”, schrijft Beatrice de Graaf in haar boek ”Over de Muur”. Ook de in 1958 in Praag opgerichte Christelijke Vredesconferentie wordt geïnfiltreerd door de Tsjecho-Slowaakse staatsveiligheidsdienst om invloed uit te oefenen op het Westen. Reden voor de BVD om de organisatie te classificeren als ”communistische hulporganisatie”.
Diner
Een dinsdagavond in augustus 1958. Een BVD-observatieteam ziet de Russische diplomaat Kharlashkin de Sovjetambassade in Wassenaar verlaten. De ploeg volgt zijn auto naar Amsterdam, waar hij in Hotel Atlantic een onbekende man ontmoet voor een uitgebreid diner. „Beide mannen drinken iets uit een klein glaasje en zijn in een druk gesprek verwikkeld, waarbij het opvalt, dat de onbekende meestal het woord voert. Na verloop van enige tijd bevinden er zich papieren op de tafel.” Om 21.52 uur verlaten beide mannen het hotel. De BVD’ers laten de ambassadeur los en volgen zijn gesprekspartner. Via een adres in Amsterdam rijdt de auto naar De Bilt, waar hij iets na elf uur aankomt. De man stapt een huis binnen. „Even later gaat het licht op. Einde actie.”
Het kenteken staat op naam van Hannes de Graaf, vrijzinnig-hervormd hoogleraar in Utrecht. Van hem bestaat al een dossier, dat legt de BVD in 1952 aan bij zijn benoeming tot voorzitter van de vereniging Kerk en Vrede. De geheime dienst is niet gerust op zijn houding tegenover het communisme. „Hij is een groot bewonderaar van het godsdienstig leven in de Sovjet-Unie”, meldt een betrouwbare bron. „Dit bracht hem tot de opvatting en de uitspraak dat het communisme in Rusland niet kwaad kan zijn daar in dat land zulk een geloofsleven anders niet mogelijk zou zijn.”
De geheime dienst wil alles weten over de verdachte predikanten. Naast openbare gegevens verzamelt de BVD politiegegevens en informatie van grensposten. Buitenlandse reizen worden scherp gemonitord. Van allerlei kanten komen berichten over mogelijk staatsgevaarlijke activiteiten naar het hoofdkwartier in Den Haag. Dominee Niemöller zou contacten tussen communistische organisaties in Nederland en Duitsland verzorgen, luidt een bericht in juli 1952. De betrouwbaarheid is niet te controleren, maar de informatie wordt wel doorgestuurd. Twee maanden eerder is de predikant al door grenswachten aangehouden toen hij Nederland binnenreed om in Den Haag te preken. De predikant en zijn reisgenoten waren uitgebreid ondervraagd. „In de auto bevonden zich twee koffers met wat kleding en reisbagage”, meldt het rapport.
Ondemocratisch
Betrouwbaarder informatie komt van geheim agenten in het veld. Dossiers bevatten stapels rapporten van agenten die vergaderingen bijwonen en alle details noteren, inclusief aanwezigen. Zo krijgt de BVD scherp zicht op de netwerken van de vredesbeweging. Daar is men zich bewust van het optreden van de geheime dienst. Als Hannes de Graaf in Den Helder een lezing geeft over het pacifistisch socialisme, is er een BVD-agent aanwezig. De organisatoren zijn tevoren ingelicht. De Graaf is kritisch op het handelen van de inlichtingendienst: „Ik vind een Binnenlandse Veiligheidsdienst wel noodzakelijk, maar aangezien de BVD niet haar zaken in het openbaar behandelt, acht ik de werkwijze van deze instantie ondemocratisch. Bij de BVD kan men alles met iemand doen, zonder dat men zich verweren kan.”
Hij heeft een punt. Informatie komt merendeels van (meestal onbekende) informanten die actief zijn in voor de geheime dienst verdachte organisaties. Sommigen staan jarenlang in contact met de BVD en spelen alle ontwikkelingen door. De Graaf zelf overigens ook, in 1964 duikt zijn naam in de dossiers op als hij inlichtingen verschaft over de Tsjechische deelnemers aan de Christelijke Vredesconferentie in Praag. Het zijn stevige opsporingsmethoden, zonder dat de BVD hard kan maken waarom deze predikanten worden gevolgd.
Het leidt tot onderlinge verdachtmakingen, zo laat een voorval in 1959 zien. Vredesorganisatie De Derde Weg lijdt een kwijnend bestaan. Toch wordt voorzitter Krijn Strijd gevolgd, al erkennen hoge ambtenaren dat een rechtvaardiging daarvan moeilijk te leveren is. De pacifistische predikant heeft geen vertrouwen in zijn medebestuursleden. Hij weigert te overleggen op de Mauritsstraat in Amsterdam. „Wij worden daar afgeluisterd”, denkt Strijd. „Daar zit die Ottenhof, die kan wel eens alles overbrengen.” Medebestuurslid Pieter Meertens: „Nu moet je eens goed luisteren. (…) Kun jij nu wel voldoende afstand van jezelf nemen om te zien dat je aan het gek worden bent? Eerst was een ander van de BVD; nu is Ottenhof ook al van de BVD. Wat haal je toch allemaal in je hoofd?” Dominee Strijd is niet overtuigd: „Ja, dat zeg je nu wel en toch voel ik dat er ergens iets niet goed zit.” Wat hij niet weet is dat andere aanwezigen, voorzitter Oene Noordenbos en penningmeester Jacobus Sevensma, inderdaad BVD-informanten zijn.
Zwarte lijsten
Uit de dossiers komen geen aanwijzingen naar voren dat predikanten grote problemen hebben ondervonden door de BVD-bemoeienis. Wel wordt persoonlijke informatie veelvuldig gedeeld met politiecommissarissen, ambtenaren of de regering. Een verslag van een lezing van dominee Strijd in 1947 wordt bijvoorbeeld doorgestuurd naar de minister-president en verschillende ministers, inlichtingendiensten en politie. Als Strijd verhuist, krijgt de politie informatie over deze „overtuigde antimilitarist”.
In de jaren tachtig groeit de kritiek op het geheime optreden
Op basis van de persoonsdossiers legt de BVD zwarte lijsten aan met communisten en sympathisanten die in geval van oorlog met de Sovjet-Unie of een dreigende revolutie gearresteerd moesten worden, schrijft historicus Constant Hijzen. Of hier predikanten op staan, is niet bekend. Wel worden christelijke verenigingen die banden onderhouden met Oost-Europese landen aangeduid als ‘extremistische organisatie’, waardoor ze goed in de gaten worden gehouden.
In de jaren tachtig groeit de kritiek op het geheime optreden. In zijn boek ”Vijandbeelden” schrijft Hijzen dat Pieter de Haan, hoofd van de BVD, het bezwaarlijk ging vinden om „met zware inlichtingenmiddelen” actief te zijn in groepen die „in geen enkel opzicht antidemocratisch of staatsgevaarlijk waren”. Kamerleden stellen vragen over de bemoeienis van de geheime dienst met de kerkelijke vredesbeweging. Op dat moment is de aandacht van de BVD voor de vredesbeweging al verslapt. Het aantal berichten dat op het hoofdkwartier binnenkomt, neemt vanaf het einde van de jaren zestig af. Nieuwe dossiers worden niet geopend. In 1983 verklaart de minister dat het volgen van de vredesbeweging voorbij is. Dagblad Trouw citeert een BVD-agent die doet alsof predikanten nooit zijn gevolgd: „Daar hebben wij geen belangstelling voor. Dat kun je ook niet inpassen in de taakstelling hè, want je kunt daar met de beste wil van de wereld geen bedreiging voor de veiligheid van de staat in herkennen.”