Buskes moest bij apartheid aan uitsluiting Joden denken
APELDOORN. Begin jaren zestig kon je nog een hele avond over Zuid-Afrika spreken zonder ook maar één keer de naam Mandela te laten vallen. Maar eind jaren vijftig had hij in kerkelijk Nederland toch al zijn eerste medestanders.
Het was de gereformeerde ds. J. J. Buskes die Nelson Mandela in Nederland introduceerde. In 1957 richtte hij een kerkelijk Comité Zuid-Afrika op dat steun bood aan de familie van aangeklaagden in het hoogverraadproces. Daar behoorde Mandela ook toe.
Het gereformeerde dagblad Trouw drukte in 1964 de later beroemd geworden rede van Mandela af. Daarin zegt hij onder meer dat „geweld onvermijdelijk” is geworden, omdat het zwarten verboden was zich anders te uiten. De rechtszaak draaide om ”hoogverraad”. Het inmiddels verboden ANC zou hulp bieden aan buitenlandse militaire acties in Zuid-Afrika.
Trouw zette door de publicatie van deze toespraak wel de samenwerking met de Afrikaanstalige krant Die Burger onder druk.
In de kerkelijke protesten tegen apartheid vanuit Nederland werd Mandela aanvankelijk weinig genoemd. Pas na zijn veroordeling tot levenslang in 1964 werd hij een icoon van het verzet. Toen hij in 1990 vrijkwam, was hij een wereldwijde beroemdheid. In veel kerken was hij toen al een soort Messiasfiguur geworden.
Heel slecht
Dat een kerkelijk man als Buskes ‘revolutionairen’ in bescherming nam, viel in de Nederduitsch Hervormde Kerk in Zuid-Afrika heel slecht. Toch ging Buskes niet over één nacht ijs. Begin 1955 had hij tijdens een reis ontdekt dat zwart en blank elkaar nergens (meer) konden ontmoeten. En deze apartheid was nota bene rond 1850 aan de avondmaalstafel begonnen.
Buskes dacht bij de bordjes ”Slegs vir blankes – Whites only” altijd aan ”Voor Joden verboden”. Wie dat zag, wist dat er „iets niet in orde is.” In de Gereformeerde Kerken waren de verliezen uit de oorlogsjaren nog heel vers.
Tijdens zijn reis in Zuid-Afrika had Buskes wel begrepen welk motief de apartheid had: overleving als volk. Volledige burgerrechten voor zwarten zouden onherroepelijk leiden tot vermenging, en dat zou het einde zijn van het ”christelik-nasionale volksbestaan”. Toch leidde dit begrip niet tot instemming. Na terugkomst schreef Buskes het boek ”Zuid-Afrika’s apartheidsbeleid: onaanvaardbaar!”
Met dit boek gooide de ‘rooie dominee’ een steen in de vijver. Hij gaf hiermee het startschot voor het kerkelijk verzet tegen de apartheid in Nederland. Er kwamen reacties op. ”Broederlijk beantwoord”, stond er in de ondertitel van een brochure.
Niet gewend
In Zuid-Afrika verbaasde men zich over dit debat. Kerkelijke ambtsdragers daar waren het niet gewend openlijk het regeringsbeleid aan te vallen.
Aanvankelijk stond Buskes toch wat alleen. Nederlanders zagen Zuid-Afrika in die tijd vooral als een blank land, op zijn best met een zwart randje.
Vooral in hervormde kring was men zelfs een beetje jaloers op Zuid-Afrika, want daar bloeide nog de eenheid van volk en kerk. Vanuit die achtergrond verdedigde bijvoorbeeld de bekende dr. K. H. E. Gravemeyer de apartheid. In Nederland werd deze eenheid van kerk en volk steeds meer een ideaal op afstand.
In gereformeerde kring beleefde men dit anders. In deze hoek hadden velen tegen het nazisme gevochten uit naam van de gerechtigheid. En dat werd nu ook de reden om tegen de apartheid te zijn.
Toch kwam de eerste aanval uit de Hervormde Kerk. In 1962 verwierp de synode het rassendenken vanuit de scheppingsordening. Bij de zusterkerken in Zuid-Afrika riep dit veel verzet op. Veel bonders en confessionelen stemden er trouwens evenmin mee in.
Kort daarna volgden de Gereformeerde Kerken. Zij werden na verloop van tijd kritischer dan de hervormden.
Theologische kritiek op de apartheid is echter nog geen steun aan Mandela. Op persoonlijke titel was Buskes hier al in 1957 mee begonnen. Rond 1970 begon de kerk hem te steunen.
Vanuit de Wereldraad van Kerken vloeiden duizenden dollars naar de „bevrijdingsbeweging”, waartoe ook het ANC van Mandela behoorde. De solidariteit met de slachtoffers dwong daartoe, aldus de WvK. Zo rolde ook Nederlands collectegeld naar een gewelddadige terreurbeweging, zoals Die Burger schreef.
Voor veel Nederlandse kerkgangers was het bloedbad in Sharpeville in 1960 het keerpunt, zo schrijft Erica Meijers in haar boek ”Blanke broeders – zwarte vreemden”. De sympathie ging nu naar de rebellen.