Ook crimineel betaalt belasting
Iedereen weet dat er belasting betaald moet worden over loon, vermogen, winst, de aanschaf van een computer of een huis en zelfs over het bezit van een hond. Dat inkomsten uit criminele activiteiten ook gevolgen hebben voor de heffing van belasting, klinkt minder voor de hand liggend.

In Nederland zijn justitie en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/Economische Controledienst (FIOD/ECD) de twee belangrijkste overheidsorganen die verantwoordelijk zijn voor het opsporen van criminele activiteiten. Wanneer een strafbaar feit aan het licht komt en de dader wordt opgespoord, kan in een strafzaak een geldboete of gevangenisstraf worden opgelegd. Wat wel eens wordt vergeten, is dat óók de Belastingdienst een graantje meepikt.Een arrest van de Hoge Raad uit 1951 zegt daar iets over. Bepaald werd dat de vraag of opbrengsten rechtmatig dan wel onrechtmatig zijn, irrelevant is voor de bepaling of er heffing van de (inkomsten)belasting moet plaatshebben. Dat betekent dat voordelen die worden behaald met criminele activiteiten –zoals drugshandel, afpersing, aanname van steekpenningen, bankovervallen, inbraken, effectenhandel met voorkennis– op normale wijze in de belastingheffing worden betrokken. De opbrengsten vallen veelal in box 1 van de inkomstenbelasting, waarbij er sprake is van ”winst uit onderneming” of ”resultaat uit overige werkzaamheden”, maar ook kan gedacht worden aan heffing van schenkingsrechten.
Extra straf
De Belastingdienst deelt op deze manier dus als het ware mee in de criminele opbrengst. Afhankelijk van de aard van de activiteiten kan de belastingheffing –net als bij regulier inkomen– leiden tot een heffing van 52 procent. Oneerlijk is dat overigens niet; het zou immers onwenselijk zijn om criminele activiteiten niet in de belastingheffing te betrekken, terwijl de opbrengst van ‘eerlijke’ arbeid wel wordt belast. Het belasten van crimineel verkregen opbrengsten wordt derhalve in een brede maatschappelijke kring geaccepteerd.
Een logisch gevolg van het belastbaar zijn van criminele inkomsten is dat ook samenhangende kosten aftrekbaar zijn. Dit zou leiden tot maatschappelijke onduidelijkheid over de vervolging en bestrijding van criminele activiteiten. Met ingang van 1 januari 1997 werd de aftrekbaarheid van kosten en lasten die verband houden met misdrijven daarom ook in de belastingwetgeving uitgesloten. Daarmee zijn aan de ene kant dus opbrengsten belast, terwijl kosten niet aftrekbaar zijn. Een dergelijke kostenuitsluiting kan daarom ook als een extra straf worden gezien, die min of meer vergelijkbaar is met een geldboete.
De Belastingdienst kan de aftrek van kosten overigens pas weigeren op het moment dat er sprake is van een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling. De Belastingdienst moet dus wachten op een uitspraak van de strafrechter. Vervolgens heeft hij nog wel de mogelijkheid om over de vijf jaren voorafgaand aan de uitspraak de kostenaftrek terug te draaien.
Geldboetes
Opgelegde geldboetes zijn niet aftrekbaar van de winst of het resultaat. Dit geldt niet alleen bij inkomsten die uit criminele activiteiten zijn verkregen, maar ook voor bijvoorbeeld zelfstandige ondernemers die tijdens hun werkzaamheden hun boekje te buiten zijn gegaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de volgende boetes:
- Geldboetes opgelegd door een Nederlandse strafrechter of geldboetes opgelegd om verdere strafvervolging te voorkomen (bijvoorbeeld een verkeersboete).
- Bestuurlijke boetes (bijvoorbeeld een verzuimboete voor het niet doen van belastingaangifte of een parkeerboete).
- Geldboetes opgelegd op basis van bij wet geregeld tuchtrecht.
Met ingang van 1 augustus 2006 is het voor de aftrek van kosten die gepaard gaan met het aannemen van steekpenningen niet langer meer van belang dat er strafrechtelijk is ingegrepen. In dit verband is het voor het uitsluiten van kosten al voldoende dat er sprake is van giften, beloften of diensten ten behoeve van omkoping.
Dat de Belastingdienst niet altijd alert is op het belasten van criminele activiteiten, blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank in Breda. In deze zaak ging het om een persoon die geld ontving van een in 2004 geliquideerde Nederlandse topcrimineel. De persoon –de vriendin van de topcrimineel– zou daarnaast tussen 1999 en 2004 verschillende stukken grond, een villa en een dure auto geschonken hebben gekregen.
Uit de uitspraak van de Bredase rechtbank blijkt dat door vormfouten en het te laat navorderen door de Belastingdienst de fiscus zijn kruit heeft verschoten. Het frustrerendst voor de Belastingdienst daarbij was dat in een eerdere zaak –aangespannen door dezelfde persoon– was besloten dat gelden verkregen uit criminele activiteiten niet kunnen leiden tot een navordering.
De auteur is werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV.
Reageren aan scribent? fiscaliteiten@refdag.nl.