Column: Weg met het orgel!
Zo, nu heb ik de aandacht. Dat is ook wel nodig, want het is weinig verrassend dat er in deze krant een stukje over dit instrument staat. In reformatorische kringen is het orgel de ongekroonde koningin van de muziekinstrumenten. In het ‘normale’ muziekleven is het echter anders: daar is het orgel een randverschijnsel, een doos met een paar fluiten voor oudemuziekuitvoeringen, een decorstuk in het Concertgebouw dat voor anderhalf stuk uit het symfonische orkestrepertoire van stal wordt gehaald.

Laten we eerlijk zijn, er is ook een hoop op het orgel aan te merken. Waar de meeste andere instrumenten allerlei subtiele en dynamische veranderingen in hun tonen toelaten, is de orgeltoon lomp: exact hetzelfde van het moment dat de toets is ingedrukt tot die losgelaten wordt. Het is dan ook niet gek dat de piano, die bij het aanslaan van de toon harder of zachter kan klinken, sinds de 18e eeuw andere toetsinstrumenten naar de marge drukte.
Orgels zijn bovendien erg vatbaar voor storend, onmuzikaal spel: ze zijn eigenlijk machines. Bij strijk- en blaasinstrumenten is het moeilijk om überhaupt een toon te maken en vormen strijkstok of menselijke adem belangrijke beperkingen. Een bespeler van deze instrumenten wordt gedwongen bezig te zijn met de muzikale vormgeving van tonen en melodieën. De organist daarentegen krijgt zijn toon in de schoot geworpen en kan die onnadenkend en moeiteloos aanhouden. Trekt hij of zij veel registers uit, dan vult het geluid eenvoudig een grote ruimte. Al snel is het dan ook te hard, te scherp of gewoonweg niet mooi. Het is tekenend dat veel orgeldocenten hun leerlingen muzikaler laten spelen door hen zich te laten inbeelden dat een melodie door een ander instrument of zingend wordt uitgevoerd.
Natuurlijk is er ook een andere kant. Het orgel is dan misschien niet het instrument dat het meest tot muzikaliteit uitnodigt, een muzikale speler die zich daarvan bewust is kan het toch heel dynamisch laten klinken. Een organist die goed naar een orgel luistert, kan een breed palet aan mooie klankkleuren tevoorschijn toveren. Componisten kunnen de mogelijkheid om een toon of akkoord eindeloos te laten liggen op positieve wijze inzetten. En een orgel is geschikt om grotere, galmrijke kerken van goed beluisterbare muziek te voorzien.
Toch is de plaats van het orgel niet vanzelfsprekend. Er zijn veel mensen die op zich wel muziekliefhebber zijn, maar de orgelklank vreselijk vinden. Anderen vinden het ouderwets, wat het helemaal niet hoeft te zijn. Organisten doen er wat mij betreft goed aan te beseffen dat het orgel niet vanzelf een mooi instrument is. Dus: bespeel het creatief en muzikaal. Of anders: weg met het orgel!