Prof. Van Willigen: Christushymne vaak belicht in Vroege Kerk
„De zogenaamde Christushymne in Filippenzen 2:6-11 staat bekend als een van de meest aansprekende hymnen uit het Nieuwe Testament. Ze is in de vroegchristelijke kerk door verschillende uitleggers belicht.”
Dat zei prof. dr. Marten van Willigen woensdag op een symposium aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Het symposium is onderdeel van de Week van de Vroege Kerk. Maandag- en dinsdagavond werd de uitleg van Psalm 23 bij respectievelijk Cassiodorus en Augustinus belicht. Donderdagavond komt de uitleg van Psalm 23 door kerkvader Ambrosius aan bod. Vrijdagavond zal dr. J. Veltman refereren over de zogenaamde herdermetafoor in de Vroege Kerk.
Prof. Van Willigen, bijzonder hoogleraar Bijbeluitleg Vroege Kerk aan de TUA, stond stil bij de historische context van de Christushymne uit Filippenzen 2:6-11, waarin het gaat over Christus die Zichzelf „heeft ontledigd door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen.” Volgens Van Willigen is deze Christushymne een belangrijke en rijke passage uit het Nieuwe Testament.
„In de vroegchristelijke uitleg moedigde Paulus die hymne aan in Efeze 5:18b-20 en Kolossenzen 3:16”, aldus de hoogleraar. In deze teksten gaat het over spreken met psalmen, hymnen en geestelijke liederen. „In beide teksten draagt Paulus christenen iets op wat God van hen verlangt”, aldus Van Willigen.
Of die hymne ook daadwerkelijk gezongen is, valt volgens hem te betwijfelen. „Hier wordt het vertaald met ”spreken”. Pas vanaf de vierde eeuw wordt er gezongen in de kerk. Denk aan bisschop Ambrosius van Milaan die het zingen introduceerde in de Westerse kerk.”
Van Willigen legde tijdens zijn lezing uit hoe de teksten uit Filippenzen, Efeze en Kolossenzen in de vroegchristelijke traditie zijn uitgelegd. Daarbij noemde hij onder meer Origenes (185-253), Pamphilus (-309) en Gregorius van Nyssa (335-394). In twee preken van Johannes Chrysostomus (349-404), die door Van Willigen zijn vertaald, worden Filippenzen 2:5-11 of 2:6-11 eveneens uitgelegd.
Psalm 23
Prof. dr. Riemer Roukema, onderzoekshoogleraar vroege christendom aan de Protestantse Theologische Universiteit in Groningen, sprak over Psalm 23. De zogenaamde herderspsalm staat centraal tijdens het symposium.
De psalmen worden volgens Roukema in het Nieuwe Testament aangehaald. Als voorbeeld noemde hij Hebreeën 1:8-13, Marcus 15:34, Handelingen 2:25 en Lukas 24:43. „Psalm 23 komen we in het Nieuwe Testament nergens letterlijk tegen, hooguit in Openbaring 7:17. Het beeld van de goede Herder komt wel naar voren in Johannes 10, maar dat is geen zinspeling op Psalm 23”, aldus Roukema. Volgens hem werden de psalmen in de traditie van de kloosters christologisch gelezen.
Lyon
„In de vroegchristelijke traditie komen we Psalm 23 wel tegen”, zei Roukema. Als voorbeeld noemde hij Ireneus van Lyon in die in zijn ”Tegen de Ketterijen” (circa 180) Psalm 23 betrekt op Christus. Clemens van Alexandrië spreekt in zijn ”Pedagoog” (eind tweede eeuw) over ”Uw stafstok en Uw staf”, waarmee hij die van Christus bedoelt.
Ook noemde de hoogleraar het voorbeeld van Origenes in zijn commentaar op Johannes 23 en Hooglied 1:7b, waar de bruid zegt: „Waar weidt Gij, waar laat Gij rusten?” Cyprianus van Carthago zegt in zijn ”Brieven”: „Uw dronken makende beker, uiterst voortreffelijk is hij.” Ten slotte citeerde Roukema David zelf: „De Heer is mij herder. Hij voedt mij. Mij zal niets ontbreken.”