Biograaf Judith Koelemeijer bespeurt een zekere gespletenheid bij Etty Hillesum
De Joodse schrijfster Etty Hillesum hád in de oorlog kunnen onderduiken, maar ze deed dat niet. Ze koos ervoor „het lot van haar volk” te delen. De vraag waarom ze dat deed is de rode draad in de biografie die Judith Koelemeijer over haar schreef.
Etty Hillesum (1914-1943) dankt haar bekendheid aan de dagboeken en brieven die ze tijdens de Tweede Wereldoorlog in een betrekkelijk korte periode schreef: van 1941 tot en met 1943. Niet alles is bewaard gebleven. De schriften waarin ze in Kamp Westerbork haar dagboek bijhield zijn verloren gegaan. Volgens de overlevering heeft ze die, net als haar Bijbel, meegenomen toen ze op transport ging. Ze zijn nooit teruggevonden. De veronderstelling van biograaf Koelemeijer is dat ze bij aankomst in Auschwitz-Birkenau meteen zijn vernietigd.
Het laatste teken van leven van Hillesum is een briefkaart die ze door een spleet in de wand van de wagon bij Glimmen uit de trein wist te gooien. Hij werd gevonden en gepost. Poststempel: 15 september 1943. Wat ze, al op transport, noteerde is illustratief voor hoe ze in het leven stond: hoopvol, gericht op innerlijke vrede. „Ik sla de bijbel op op een willekeurige plaats en vind dit: de Heere is mijn hoog vertrek. (…) We hebben zingende dit kamp verlaten.”
Wanneer Etty Hillesum is overleden, is niet bekend. Haar transport vertrok op 7 september uit Westerbork. Het Rode Kruis ging er in die tijd van uit dat een 29-jarige vrouw als zij gezien de barbaarse omstandigheden in concentratiekamp Auschwitz-Birkenau op z’n laatst op 30 november zal zijn overleden. Dat is haar officiële sterfdatum geworden.
Hillesums bekendheid is van vrij recente datum. Pas in 1981, 38 jaar na haar dood, werd een selectie uit haar oorlogsdagboek gepubliceerd, onder de titel ”Het verstoorde leven”. Het raakte een snaar bij lezers – en dat doet het nog steeds. Het boek wordt bijna elk jaar herdrukt en is in vele talen vertaald. Na ”Het verstoorde leven” volgden uitgaven als ”Het denkende hart van de barak” (1982, brieven) en ”In duizend zoete armen” (1984, dagboekfragmenten).
Toch zijn er ook in de oorlog al teksten van haar gepubliceerd. Etty Hillesum nam, aanvankelijk tegen haar zin, een baan aan als medewerkster van de Joodse Raad. In die hoedanigheid was ze verantwoordelijk voor de „sociale verzorging” van Joden die in Kamp Westerbork verbleven. Over haar ervaringen daar –onder meer de chaos en de paniek als mensen zich moesten klaarmaken voor transport naar het oosten– schreef ze twee lange, haast journalistieke brieven. Die werden in het najaar van 1943 onder pseudoniem en met een misleidende titel uitgegeven.
Koelemeijer nam ”Het verstoorde leven” als uitgangspunt voor haar beschrijving van het leven van Etty Hillesum. „Verpletterend” vond ze het dagboek bij de eerste lezing, schrijft ze. „Waar ik me als twintiger vooral identificeerde met de liefdesperikelen van Etty, werd ik nu allereerst gegrepen door haar gedachtegoed; haar persoonlijke zoektocht naar innerlijke bevrijding in tijden van vervolging.”
Geloof
De biografie schetst een gedetailleerd en genuanceerd, maar soms ook wat vervreemdend beeld van de vrouw die Etty Hillesum was. Bijvoorbeeld als het gaat om haar persoonlijk geloof, zoals verwoord op de briefkaart die ze uit de trein wist te gooien. Wat bedoelde ze daarmee?
Etty kwam uit een gezin dat niet erg met het Joodse geloof bezig was. Haar vader heette eigenlijk Levie, maar liet zich later Louis noemen; hij hield er niet van om op zijn Joodse afkomst te worden aangesproken. Vader Louis groeide op in Amsterdam als zoon van een logementhouder. Hij studeerde klassieke talen, werd docent en later (con)rector van een aantal gymnasia. Etty’s moeder Riva was een Russische, die als jongvolwassene in haar eentje haar land ontvluchtte vanwege de Jodenvervolgingen. Zelf gaf Etty regelmatig aan tot geen enkele geloofsrichting te behoren.
Dat veranderde toen Etty in het voorjaar van 1941 in aanraking kwam met handlezer en therapeut Julius Spier, een merkwaardige figuur die in haar leven een grote rol zou gaan spelen. Etty wilde altijd al schrijfster worden, maar het lukte haar niet om de pen op het papier te zetten, tot ze Spier ontmoette. Op zijn aandringen begon ze in maart 1941 met het bijhouden van een dagboek. De bedoeling daarvan was dat ze zou schrijven over de dingen die haar in het leven van alledag bezighielden, zodat ze inzicht zou krijgen in haar gevoelens en gedachten.
Zweverig
De dag dat Etty Spier ontmoette noemde ze haar ”wedergeboorte”. Vrienden vonden dat ze daarna veranderde en het contact met de realiteit verloor. „Ze kreeg dat zweverige idealisme.”
Het innerlijke leven werd steeds belangrijker voor haar. „De binnenwereld is even belangrijk als de buitenwereld”, schreef ze. En: „Wij zijn maar holle vaten waar de wereldgeschiedenis doorheen spoelt.”
Haat wees ze af, ook als het over de Duitse bezetter ging. „Die rottigheid van de anderen zit ook in onszelf. (…) Ik geloof er niet meer aan dat we in de buitenwereld iets verbeteren kunnen, wat we niet eerst in ons zelf moeten verbeteren.”
Samen met andere vrouwen die onder invloed van Spier stonden, begon ze de Bijbel te bestuderen. Ze bad geregeld, knielend. Ze beschreef dat als contact zoeken met het goede in zichzelf, en noemde dat ”God”.
Wat dit ook precies betekende: de omslag in haar leven bezorgde haar een overtuiging waar ze tot het eind van haar leven aan vast zou houden. „Ik wil het lot van mijn volk delen”, zei ze wanneer vrienden er herhaaldelijk bij haar op aandrongen om onder te duiken. Dat dat haar dood zou betekenen, wist ze en aanvaardde ze.
Geen heilige
Maar een heilige was Etty Hillesum niet. Haar privéleven was zacht gezegd nogal rommelig. Uit haar nagelaten dagboekaantekeningen en brieven blijkt dat ze diverse amoureuze relaties met (oudere) mannen had, soms zelfs met drie tegelijk. Het is opmerkelijk dat ze hier openhartig over schreef, maar dat haar toenmalige vriendinnen er vaak niet van op de hoogte waren. Een zekere gespletenheid was haar niet vreemd, constateert biograaf Koelemeijer.
Ook in de familiesfeer was niet alles koek en ei. De relatie met haar ouders was ingewikkeld. Vader en moeder Hillesum hadden een gecompliceerd huwelijk; de sfeer thuis was vaak om te snijden. Vader Louis komt in de biografie tamelijk flegmatiek over, moeder Riva is een opgewonden standje. Etty trok het meest naar haar vader, ook al ergerde ze zich soms aan zijn aarzelende opstelling. Met haar moeder kwam het vaak tot botsingen. Volgens Koelemeijer had Etty haar beschouwende instelling van haar vader. Net als hij onthield ze zich liefst van een oordeel: ze wilde eerst alles onderzoeken en begrijpen.
Etty had twee jongere broers, Jaap en Mischa, de een was arts, de ander een veelbelovende musicus. Beiden kampten met zware mentale problemen. Dat zette een groot stempel op het gezin.
Als Etty op een dag ontdekt dat ze zwanger is, schrikt ze daar volgens haar dagboek enorm van. Niet omdat ze ongetrouwd is of niet weet wie de vader is, niet vanwege de oorlogsdreiging, maar omdat ze bang is dat het kind een psychische aandoening zal hebben. Dat ze aankondigt alles in het werk te stellen om de zwangerschap te beëindigen is schokkend om te lezen. „Ik zal je geduldig en gestadig bestrijden, tot je weer in het niets bent opgelost”, schrijft ze. Haar pogingen om een abortus op te wekken slagen.
Beklemmend gevoel
Koelemeijer werkte tien jaar aan de biografie van Etty Hillesum en raadpleegde daarvoor talloze bronnen. Het is haar verdienste dat het verhaal zo goed geschreven is dat het je, net als de boeken van Etty, een beklemmend gevoel bezorgt. Wat mijn leeservaring verstoorde: een blote foto van een van Etty’s vriendinnen en enkele vloeken.
Boekgegevens
”Etty Hillesum. Het verhaal van haar leven”, Judith Koelemeijer; uitg. Balans; 574 blz.; € 34,95