Dijkgraaf trekt honderden miljoenen extra uit voor mbo
Het middelbaar beroepsonderwijs krijgt er tot en met 2027 flink meer geld bij van het kabinet. In totaal gaat het om 4,4 miljard euro, waarvan een groot deel al was aangekondigd in de begroting van onderwijsminister Robbert Dijkgraaf. Ruim 360 miljoen euro is echt nieuw geld, laat het departement weten. Bijna de helft van alle studenten in Nederland studeert aan een mbo, ruim 500.000 studenten.
Dijkgraaf presenteert zijn meerjarige plan, waarin hij het extra geld verdeelt, donderdag tijdens een werkbezoek aan het ROC Nijmegen. Hij zal er praten met studenten, docenten en begeleiders uit het bedrijfsleven of een leerwerkbedrijf. Het gesprek zal onder meer gaan over de positie van het mbo en studenten, onderwijskwaliteit, onderzoek en innovatie, stages en de aansluiting met het bedrijfsleven. Naar deze prioriteiten gaat ook het extra geld grotendeels.
Met de investeringen wil het kabinet laten zien dat het mbo „een sleutelrol” heeft in de toekomst van Nederland, omdat goede vakmensen hard nodig zijn en blijven voor verschillende sectoren zoals de zorg, de woningmarkt en de energietransitie. „De gelijkwaardigheid van alle studenten, dus ook het mbo, staat voor mij voorop. We hebben juist alle vormen en talenten hard nodig, ze staan echt aan de lat en verdienen de waardering die hen zo toekomt”, aldus de minister.
Om mbo’ers te stimuleren komen er onder meer excellentieprogramma’s. Verder doet Dijkgraaf een oproep aan bedrijven, gemeenten en studentenverenigingen om ook mbo’ers te laten meedoen in studentenverenigingen en -sport en dat zij net als studenten in het hoger onderwijs kunnen profiteren van studentenkortingen. Daarnaast stelt hij zeker 50 miljoen euro beschikbaar om de drempels weg te nemen tussen verschillende onderwijsprogramma’s zoals het vmbo, mbo en hbo. Die moeten beter op elkaar aansluiten.
Begin november praat de Tweede Kamer over de extra investeringen in het mbo. Daarna wil Dijkgraaf de mbo-werkagenda voor 2022 tot en met 2027 ondertekenen met alle betrokkenen zoals studenten, docenten, gemeenten en het bedrijfsleven.