Ex-moslim Danny Burmawi (Libanon) is bevrijd van een leven in angst
De passie voor de Reformatie straalt van Danny Burmawi af. Sinds de als moslim opgegroeide Jordaniër ontdekte Wie Christus werkelijk is, is hij nooit meer gestopt met het uitbazuinen van de bevrijdende kracht van het Evangelie. En dat alles met dezelfde stelligheid waarmee hij ooit Mohammed verdedigde.
Het gesprek met Danny Burmawi (34), op zijn kantoor in de Libanese hoofdstad Beiroet, heeft geen aanloop nodig. Gevraagd naar alleen maar zijn leeftijd, zegt hij zonder aarzeling dat hij zich oud voelt. „Ik weet niet meer waar ik het gelezen heb, maar iemand schreef dat mensen die een bediening hebben doorgaans jong sterven. Dat komt door alle stress waar ze doorheen gaan. Hartaanvallen komen relatief vaak voor.”
Hoe gaat u met die wetenschap om?
„Ik weet dat ik dan bij God zal zijn. Maar er is ook het menselijke verlangen om te leven, hier op aarde. De angst om iets te missen speelt daarbij zeker een rol. Terwijl ik weet dat ik er vanuit geestelijk oogpunt niet bang voor hoef te zijn. Ik geloof in de absolute soevereiniteit van God, dus ik zal helemaal niets missen wat Hij niet voor mij heeft weggelegd. En dat is ook het enige wat mij helpt op dit punt. Maar je bent ook gewoon mens. Binnenkort hopen mijn vrouw en ik een baby te krijgen. Maar als onze zoon of dochter 18 is, zal ik 52 zijn. Wow. Twee-en-vijftig! Tegen die tijd heb ik waarschijnlijk diabetes en zal ik vaak in het ziekenhuis te vinden zijn.”
Hoezo?
„Als ik naar mijn huidige levensstijl en dieet kijk, constateer ik gulzigheid. Ik eet te veel. Voor een deel komt dat simpelweg door het leven hier in Libanon. We hebben een enorme variëteit in voedsel dat ook nog eens heerlijk smaakt. Maar dat voedsel steelt jaren van je leven, want ons lichaam is simpelweg niet gebouwd op het verwerken van zo veel eten. Dit soort dingen houden me best wel bezig en ik ben van plan om echt wat te veranderen; om een strak dieet te gaan volgen. Al ben ik bang dat ik het niet veel langer dan een week volhoud.”
Is dat een karaktertrek? Regelmatig iets nieuws proberen, maar daar ook snel genoeg van krijgen?
„Ik ben een extremist. Ik ben nooit gematigd geweest, nergens in. Toen ik nog moslim was, nam ik dat heel serieus. Ik was buitengewoon religieus en toegewijd aan de islam. Toen ik christen werd, vertelde iemand me: Je bent van islamitisch extremisme overgegaan naar christelijk extremisme, omdat ik conservatief-gereformeerd werd. Maar weet je, ik geloof gewoon niet dat de waarheid gematigd is. God is evenmin gematigd. Hij past niet in een categorie die samenvalt met mij; Hij kan doen wat Hij wil.”
U heeft een sterke wil om dingen voor elkaar te krijgen. Botst dat soms met wat God wil?
„Natuurlijk. Maar weet je welke oplossing het Evangelie daarvoor heeft? Dat is dat ik ernaartoe groei om mezelf nooit te vertrouwen. Dat begrijpen mensen vaak niet. Als ik dat vertel tegen iemand die niets met God heeft, denkt hij dat ik zwak ben. Maar het is juist andersom. Als je alleen maar op jezelf vertrouwt, is dat een teken van angst en bezorgdheid. Ik heb in het verleden zelf een angststoornis gehad. In die tijd was ik ten diepste bezig met op mezelf vertrouwen. Ik was bezig mijn leven te redden, mezelf te beschermen. Ik was bezig om mijn afgoden te redden, zodat mijn afgoden mij zouden kunnen redden. Maar met dat ik verder kwam in de strijd tegen angst en bezorgdheid, leerde ik dat mijn kracht juist komt als ik mezelf niet langer vertrouw.”
Wat waren uw afgoden?
„Ik had tijden dat ik zo’n beetje ieder moment mijn bankrekening controleerde om te zien hoeveel ik had. Mijn hoeveelheid geld gaf me een gevoel van veiligheid. Dat was ook zo in sociaal opzicht. Heb ik genoeg vrienden, ben ik iemand van wie mensen houden? Ook dat was een afgod voor me. Een ander gevecht dat ik heb moeten leveren, is tegen de angst voor de dood. Soms maakte ik midden in de nacht mijn vrouw wakker om te zien of ze niet dood was. Ik was getraumatiseerd. Ik zie nu dat dit door mijn jeugd in een islamitische omgeving komt. Jonge kinderen werden haast wekelijks meegenomen naar begrafenissen, of zelfs naar stervende mensen. Dat heeft de angst voor de dood enorm aangewakkerd bij mij.”
En nu? Zijn die afgoden weg?
„Calvijn zegt dat ons hart een fabriek van afgoden is. Dat herken ik. Als ik denk dat ik er ben, ontdek ik weer nieuwe afgoden.”
Het is even stil. „Als dit een therapeutische sessie zou zijn, zou ik er zo een heleboel opnoemen.” Het is weer stil. Dan: „Weet je, ik zou voor mijn zoon of dochter heel graag willen dat hij of zij een Amerikaans paspoort kan krijgen. Of een Canadees paspoort. Ik wil niet dat mijn kind een Jordaans of een Libanees paspoort heeft, want dat heeft gevolgen voor zijn toekomst. Dat houdt me behoorlijk bezig. Hoe kan ik dat regelen? Ik ben me ervan bewust dat dit óók een afgod is.
Sommige andere afgoden zijn wel verslagen. Ik kan nu naar mijn bankrekening kijken en tegen mezelf zeggen: Het maakt me niet uit hoeveel erop staat. Het maakt me werkelijk niet uit. Dat was een van de meest bevrijdende gebeurtenissen in mijn leven. Ook voel ik me veel minder afhankelijk van wat andere mensen van me vinden. Of je van me houdt of me haat, is niet mijn probleem.”
Hoe bereikt een mens dat punt? Wat kun je ervoor doen?
„Ik had destijds een niet-christelijke therapeut. Ik was er huiverig voor om veel van hem aan te nemen. Maar op zeker moment zei hij tegen me: Jij probeert de hele tijd jezelf te redden. Dat sloeg in als een bom. Want God probeerde precies hetzelfde tegen me te zeggen, maar ik was er blind voor. Ik preekte tegen een theologie waarin je jezelf moet redden, maar het was exact waar ik zelf mee bezig was.
Achteraf zeg ik: ik heb nooit goed begrepen wat het betekent dat Christus mijn Verlosser is, tot op het punt dat ik stopte met proberen mezelf te verlossen. Maar om dat te bereiken, moet je eerst van jezelf af en dat is niet makkelijk. Het vereist dat je geworteld bent in het Woord van God. Dat het Woord als het ware je therapeut wordt. Dat het verhaal geen verhaal blijft, maar levende realiteit wordt in je leven. Dat je door het Woord gaat zien dat het probleem aan de basis je zondige natuur is. Pas als je dat ziet, kun je ook leren om werkelijk op Christus te vertrouwen. Niet alleen omdat Hij me het eeuwige leven geeft, maar ook omdat Hij me van álles kan verlossen – inclusief mijn angsten in dit leven. Ik heb Hem niet alleen nodig voor straks, maar vooral ook voor nu.”
Waarom vooral voor nu?
„Omdat Hij me hier en nu vrij wil maken. Dat besef stempelt mijn visie op heiligmaking. Ik geef er niet zo veel om als mensen drinken, roken of zelfs vloeken. Sommige christenen bekritiseren me daarvoor. Maar ik kan het uitleggen. Want dat soort gedrag is niet meer dan een uiterlijk kenmerk van een onderliggend probleem. Het is niet zo moeilijk om van problemen aan de oppervlakte af te komen. Als je wilt stoppen met roken, zoek je hulp via een bepaald programma of cursus en het is mogelijk om er vrij van te worden. Maar als je je wilt concentreren op heiligmaking, moet je niet letten op uiterlijk gedrag. Dan moet het gaan over bevrijding van angst. Op dat niveau vindt de échte strijd plaats. Angst voor de dood, angst voor de hel, angst voor het verliezen van je familie of je werk. Angst is dé vijand van het Evangelie. Je ziet dat terug bij strijders van Islamitische Staat, die uit angst voor het leven liever de dood kiezen. Maar ook bij christenen die niet ten volle hebben begrepen waar Christus hen van wil verlossen.”
U spreekt gepassioneerd over Christus en wat Hij heeft gedaan. Wanneer kwam die passie voor het eerst in uw hart?
„Dat heeft lang geduurd. Ik groeide op in een arme soennitische familie in een dorp op het platteland van Jordanië. Mijn ouders moesten hun uiterste best doen om in genoeg inkomen te voorzien. Mijn vader had bovendien een psychische handicap. Hij trouwde met mijn moeder toen zij 15 jaar was. Je kunt je voorstellen dat het gezin niet functioneerde zoals zou moeten. Mijn moeder was nog een kind toen ik geboren werd. Uiteindelijk werden er zes kinderen geboren, terwijl er nauwelijks inkomen was en het onderwijs weinig voorstelde.
Toen ik 17 jaar was, greep de cartooncrisis om zich heen. Iemand in Denemarken had een cartoon van Mohammed getekend en overal in de islamitische wereld braken protesten uit. Ik raakte in die tijd in de ban van een sjeik uit Koeweit en besloot een toegewijde moslim te worden. Ik dwong mezelf om vijf keer per dag in de moskee te bidden, ook als dat betekende dat ik om vier uur ’s morgens op moest staan.
Maar nadat ik een jaar als toegewijd moslim had geleefd, ging ik twijfelen. Waarom voelde ik nog steeds die vijandschap richting God? Wat was er nu eigenlijk echt veranderd? Ik had nog steeds het verlangen naar God en toen kwam er een kennis op mijn pad met wie ik aan de praat raakte over de Bijbel en over de Drie-eenheid. Ik begon de Bijbel te lezen en dat was in het begin erg emotioneel. Daarna duurde het niet lang meer voordat ik Christus en het Evangelie lief kreeg, ook al kende ik het Evangelie nog niet echt. Wat dat betreft dank ik God dat onze redding niet afhangt van ons juiste begrip van theologie, maar alleen van wat Christus deed.
In de periode daarna hield ik me niet stil. Ik begon Mohammed te bekritiseren en was woedend op mijn islamitische leraren die zo veel voor me hadden achtergehouden doordat ze me een verkeerd beeld van het christelijk geloof hadden voorgespiegeld. Dat leidde tot een heleboel problemen met allerlei mensen en ook met de overheid. Daarom moest ik het land verlaten en kwam ik in Libanon terecht.
De echte passie kwam nadat ik in 2013 op internet een preek hoorde over hoe Christus’ rechtvaardigheid ons wordt toegerekend uit genade en niet vanwege onze verdiensten. Dat sloeg naar binnen. Ik was in 2008 christen geworden, maar waarom had ik deze boodschap niet eerder gehoord in de kerk waar ik vijf jaar lang heen was gegaan? Ik dacht dat ik een goed christen was, maar ik kende het Evangelie niet echt! Dat heb ik die kerk erg kwalijk genomen, en dat neem ik nog steeds kerken kwalijk die onszelf in het centrum zetten. Kerken die goedkope genade preken. Wij zijn niet het centrum van het verhaal; dat is God Zelf. Ik wil niet het Evangelie volgens Danny Burmawi verkondigen, maar het Evangelie volgens de principes van de Reformatie.”
Kan dat niet ook een gevaar zijn? Dat de Reformatie in zichzelf een soort afgod wordt en dat u de waarheid in pacht heeft?
„Dat kan inderdaad. Dat is wat in het Engels ”cage-stage-calvinism” heet – dat sommige calvinisten als het ware in een hokje zitten waar alles klopt, en van daaruit als honden blaffen naar anderen die het mis hebben. Ik was ook zo’n blaffende hond. Ik hoop dat ik daarmee gestopt ben, maar ik weet het niet zeker. Ik weet niet eens zeker of ik wel moet stoppen met blaffen. Als je Meester wordt aangevallen, hoor je als hond toch te blaffen?
Laat ik je een voorbeeld geven. Ik ben geen predikant, maar word soms gevraagd om te preken in bijvoorbeeld lokale baptistengemeenten. Een paar maanden geleden preekte ik in een kerk over dat we niet aan het avondmaal gaan op basis van wat wij hebben gedaan, maar op basis van wat Christus heeft gedaan. En als we denken dat er waardigheid in onszelf is om te gaan, moeten we juist niet gaan. Na de dienst kwam er een vrouw naar me toe die zei: „Danny, ik ben dertig jaar lang niet aan het avondmaal gegaan, omdat ik geloofde dat ik eerst schoon moest zijn. En dat ben ik niet.” Deze vrouw huilde en zei dat ze de boodschap die ik bracht nooit hoort. Dat maakt me echt heel boos. Je kunt het arrogantie noemen, maar ik zal dit soort misstanden blijven aanvallen. Mensen die leren dat je gerechtvaardigd wordt door je werken, zouden niet toegelaten mogen worden tot het ambt. Laat ze groenten gaan verkopen of smid worden, wat dan ook. Ze houden mensen tegen om te ontvangen wat Christus voor ons heeft gedaan. Dat is het werk van satan!”
Voelt u zich eenzaam in dit gevecht?
„Ik heb de organisatie New Nation Ministries opgericht en daar heb ik een team dat me steunt. Samen bestuderen we het Woord en trekken we dezelfde conclusies. En wat me ook helpt, is dat ik steeds meer zelf beleef wat ik geloof. Dat ik niet meer zo rationeel ben als vroeger, maar dat mijn hele wezen erbij betrokken is. Ik doorleef nu meer dan vroeger dat ik niets te verliezen heb, omdat alles wat ik heb me gegeven is. Dus zelfs door bedreigingen hoef ik me niet te laten raken; ik kan ze gewoon naast me neerleggen.”
Krijgt u vaak bedreigingen?
„Altijd als ik naar Jordanië terugga, word ik ondervraagd door de geheime politie. Ze dreigen vaak dat ik mijn paspoort niet terugkrijg, zodat ik nergens meer heen kan. Hier in Libanon gebeurt het ook. Er kwam iemand naar me toe die dreigde naar Hezbollah te gaan en te zeggen dat ik een spion ben. Dat is het probleem hier: je kunt iemand er altijd van beschuldigen banden met Israël te onderhouden en Hezbollah is daar allergisch voor. Maar het houdt me niet heel erg bezig. Dat hoeft ook niet. Ook hiervoor geldt: God is soeverein. Hij leidt de dingen zó dat ze meewerken om mij vrij te maken, zodat Zijn glorie door mij kan schijnen.”