Spakenburgse kunstschilder Klaas Zwaan exposeerde in München en New York
Klaas Zwaan (1922-1998), zoon van een Spakenburgse visser, legde onder meer „de stervende schoonheid” van de IJsselmeervisserij vast op het doek. Lokaal historicus Arie ter Beek schreef een boek over Zwaan: ”Kunstschilder van een verdwenen dorp”.
Arie ter Beek wandelde in 1967 uit school. Voor zijn huis aan de Dorpsstraat in Bunschoten zat Klaas Zwaan achter zijn schildersezel. De jonge Arie keek hoe Zwaan de Hervormde Kerk en de herberg schilderde op het linnen doek. Ter Beek vroeg de kunstschilder 35 jaar later naar dat schilderij. Zwaan zocht in zijn atelier en haalde ’m tevoorschijn. De biograaf van Zwaan is nu eigenaar van dat schilderij.
De schilder groeide op in het centrum van Spakenburg, pal aan de haven. Als jonge jongen keek hij hoe schilders „soms wel tien op een rij” de sprookjesachtige botterhaven schilderden. Gefascineerd keek hij de kunst af en wist hij één ding zeker: hij wilde schilder worden.
In 1936 ging hij als veertienjarige werken in de Schoenfabriek. ’s Avonds maakte hij op zolder in zijn ouderlijk huis de eerste stillevens. In zijn visserskloffie bezocht hij tentoonstellingen. Zwaan ontmoette kunstschilder Jan de Cler, die les gaf in schilderen en tekenen. De Cler zag Zwaans talent en liet hem van 1940 tot 1943 voor niets in zijn atelier werken. „Zwaan gaf hem gerookte paling en roggebrood”, lacht Ter Beek.
Dromend
Zwaan werkte na de oorlog bij metaalfabriek Polynorm en in het visverwerkende bedrijf van zijn schoonvader. In 1953 verkaste hij naar de Hollandsche Knopenfabriek, die verrees om werkloze vissers van arbeid te voorzien. Overdag verdiende Zwaan zijn brood, ’s avonds schilderde hij in zijn atelier, dromend om zich volledig te wijden aan zijn kunstenaarschap. Zijn vrouw vond het kunstenaarsleven echter te onzeker. In 1958 exposeerde Zwaan in Spakenburg en al snel stonden vishandelaren in de rij om schilderijen te kopen.
De Spakenburgse haven met houten botters en visserij trok vermaarde schilders aan uit binnen- en buitenland. In de jaren zestig streek Jesus Casaus uit Barcelona neer in Spakenburg. De Spaanse kunstschilder logeerde vlak bij Klaas Zwaan en zijn gezin pal aan de haven en er ontstond een vriendschap. „Hij dronk rode wijn en at de koppen van gerookte makrelen op”, herinnert zoon Jan Zwaan zich. De schilders maakten studiereizen naar de Duitse vissersplaats Greetsiel en naar Spanje. Zwaan schilderde ook bij het Louvre in Parijs.
Toen hij 55 was, kreeg Klaas Zwaan ontslag bij de knopenfabriek. Noodgedwongen wijdde hij zich fulltime aan zijn kunstenaarschap. Ter Beek: „Zwaan zette een nieuw schilderij op en als het lukte, schilderde hij als een bezetene aan het doek. Tijd bestond niet. Maaltijden sloeg hij over. „Als iets gelukt is, kan ik er uren naar kijken en ben ik de koning te rijk”, zei hij.”
Lovend
Zijn werk werd vaak lovend ontvangen in de media. De internationale erkenning kwam in 1982. Het World Trade Center in New York exposeerde in dat jaar zijn schilderijen over de IJsselmeervisserij. Ook in München waren zijn schilderijen te zien. Klaas Zwaan overleed in 1998 en liet tussen de 3000 en 4000 schilderijen, tekeningen en aquarellen na. Ter Beek tekende zijn levensverhaal op en nam in het boek ook honderden van zijn werken op.
”Klaas Zwaan. Kunstschilder van een verdwenen dorp” is te koop bij Museum Spakenburg. Het museum exposeert tot april schilderijen en tekeningen uit eigen collectie en die voor een deel zijn gedoneerd door zoon Jan Zwaan.