Provincies mogen boerenbedrijven die koeien in de wei laten lopen dus een natuurvergunning geven als de stikstofuitstoot daardoor niet toeneemt. Het weiland waarin de koeien lopen moet dan wel altijd al de bestemming landbouwgrond hebben gehad, want dan kan ervan uitgegaan worden dat daar vroeger ook mest op werd uitgereden.

Dat heeft de Raad van State woensdag bepaald in een zaak van een veehouderij in Baambrugge.

Bedrijven die hun koeien zowel op stal laten staan als in de wei laten lopen, moeten bij de provincie één gezamenlijke natuurvergunning aanvragen. Tot nu toe was er veel onduidelijkheid over het verlenen van een natuurvergunning voor koeien in de wei, omdat daarvoor geen rekenmethode bestaat. De hoogste bestuursrechter zegt nu dat de vergunningverlener ervan uit mag gaan dat koeien in de wei minder stikstofuitstoot veroorzaken dan het uitrijden van stalmest.

De Raad van State is van mening dat „significante gevolgen” van het in de wei laten lopen van koeien voor beschermde natuur uitgesloten zijn als er weggestreept kan worden. De stikstofbelasting van weidemest is namelijk veel lager dan de uitstoot van stalmest, aldus de raad. Om die reden verwerpt de hoogste bestuursrechter ook het bezwaar van natuurorganisaties, die menen dat wegstrepen van uitstoot op een bedrijf in strijd is met Europese natuurbeschermingsregels. Wegstrepen wordt ook wel intern salderen genoemd.

Met de uitspraak van de Raad van State komt een einde aan drie jaar onduidelijkheid over de stikstofbelasting van koeien in de wei. Maar dat geldt alleen voor bedrijven die koeien buiten laten lopen in een wei die toch al de bestemming landbouwgrond had en waarop stalmest mocht worden uitgereden. Voor veehouderijen die koeien op ander land willen laten lopen moeten provincies wel een nieuwe natuurbeoordeling maken, zegt de raad. De melkveehouder uit Baambrugge moet de gegevens over zijn grond nog inleveren bij de provincie Utrecht.