Hoge Raad: veroordeling voor moord op echtgenoot blijft in stand
De veroordeling van Jessica B. uit het Friese Kollumerzwaag voor het medeplegen van de moord op haar man Tjeerd van Seggeren was terecht. Dat heeft de Hoge Raad beslist. B. werd in 2020 in hoger beroep veroordeeld tot een celstraf van twintig jaar.
De advocaat-generaal had de Hoge Raad geadviseerd om de veroordeling van de 38-jarige vrouw te vernietigen. Het gerechtshof in Leeuwarden had zich uitsluitend gebaseerd op indirect bewijs, aldus de advocaat-generaal. De Hoge Raad vindt dat het hof wel bewijswaarde mocht toekennen aan diverse verdachte zaken.
Het lichaam van Van Seggeren (37) werd op de ochtend van zondag 9 juli 2017 met zwaar hoofdletsel aangetroffen in een weiland bij Zwaagwesteinde, een dorp in de buurt van Kollumerzwaag. Hij had op zaterdagavond een muziekfeest bezocht. Van Seggeren zou met een hard voorwerp zijn geslagen. Het wapen werd nooit gevonden.
B. heeft altijd ontkend. Ze stelt dat ze haar man met de auto na het feest wilde ophalen bij het weiland, maar hem nooit heeft gezien en is teruggereden. Het echtpaar met drie kinderen had relatieproblemen. Er was sprake van huiselijk geweld.
De rechtbank veroordeelde B. in 2019 tot twintig jaar cel voor moord. Het hof kwam in 2020 tot dezelfde straf, maar dan voor medeplegen. Volgens het hof kreeg B. hulp, mogelijk van haar Duitse oom. Het hof sloot niet uit dat er een financieel motief was. Van Seggeren had een levensverzekering van 600.000 euro afgesloten.
Bij het bewijs gaat het onder meer om overeenkomstige verfdeeltjes op de schedel van Van Seggeren en in de auto van B., mogelijk van het wapen. Daarnaast heeft B. onware verklaringen afgelegd over autoritten en haar telefoongebruik rond het moment van de moord.
Ook bij de bewezenverklaring voor medeplegen heeft het hof goed gehandeld. De Hoge Raad wijst erop dat er sprake was van dusdanig zwaar letsel dat B. gezien haar postuur niet in staat was dat alleen toe te brengen. Verder heeft een getuige B. gezien rond het tijdstip en nabij de plaats van de moord samen met een onbekend gebleven man. „Voor bewezenverklaring van medeplegen is niet nodig dat duidelijk is geworden wat de precieze rol van die medeverdachte is geweest”, aldus de Hoge Raad.
In verband met de duur van de procedure wordt de opgelegde celstraf negentien jaar en zeven maanden.