PolitiekStikstof

Landbouwhistoricus Mari Smits: Net als de boeren zit het CDA klem

Landbouwhistoricus Mari Smits denkt dat de partij, net als de boeren, de wrange vruchten plukt van een vastgelopen landbouwsysteem.

Piet H. de Jong, ND
1 September 2022 16:48Leestijd 6 minuten
Landbouwhistoricus Mari Smits zegt dat het CDA klem zit tussen de afspraken binnen de coalitie en de boeren. beeld Dick Vos
Landbouwhistoricus Mari Smits zegt dat het CDA klem zit tussen de afspraken binnen de coalitie en de boeren. beeld Dick Vos

Mari Smits (60) is niet alleen de zoon van een rooms-katholieke varkensboer uit Bakel, in De Peel, Oost-Brabant. Hij is ook de historicus die de geschiedenis van de honderdjarige Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond vastlegde. En nog altijd volgt hij de ontwikkelingen in de landbouwsector op de voet.

De banden tussen de boerenbonden en de voorlopers van het CDA, met name de Katholieke Volkspartij (KVP) en de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), waren hecht. Vertegenwoordigers van de boerenbonden hadden hun eigen „kwaliteitszetels” binnen de confessionele Kamerfracties, zegt Mari Smits. Nu is dat totaal veranderd. De invloed van de oude lobby is versplinterd en het CDA is niet meer de machtige partij die het op landbouwgebied voor het zeggen heeft. „Het CDA zit klem tussen de boerenachterban en de Haagse macht.”

Korte lijnen

„De macht van het CDA en haar voorlopers was heel groot. Sicco Mansholt, een socialist, was de eerste naoorlogse minister van Landbouw. Nadat hij in 1958 naar Brussel ging, bestuurden politici van KVP en ARP het departement van Landbouw. Die periode duurde tot 1994. De boerenbonden en de confessionele partijen zaten altijd op één lijn. De lijntjes waren heel kort.”

Om de landbouworganisatie goed te begrijpen moet je, zegt Smits, terug naar de crisis van de jaren dertig. „Er werd een steunsysteem opgezet voor de landbouw om de voedselvoorziening te waarborgen. ”Nooit meer honger”, was het devies na de oorlog. Mansholt vond dat Nederland zoveel mogelijk zelfvoorzienend moest zijn, met als tegenprestatie prijsgaranties voor graan en zuivel. Dat was zijn deal met de boeren.

Dat systeem nam hij mee toen hij in 1958 Eurocommissaris voor landbouw werd. Een systeem dat boeren stimuleerde tot schaalvergroting en specialisatie van hun bedrijf. Die hang naar groot, groter, grootst is toen ingezet en werd gestimuleerd door landbouwvoorlichters en de boerenleenbank, later de Rabobank.”

De schaalvergroting leidde in de jaren zeventig tot overproductie met melkplassen, boterbergen en graanoverschotten. De producten werden tegen dumpprijzen elders in de wereld afgezet. Nederland heeft, zegt Smits, bovenmate geprofiteerd van die schaalvergroting en specialisatie van de landbouw.

Toen in 1963 een Europese graandrempel werd ingevoerd, gold die beperkende regel niet voor soja en tapioca. „Zo werd via de Rotterdamse haven de poort opengezet voor veevoer uit verre landen. Het maakte het voor de boeren mogelijk nieuwe stallen te bouwen en uit te breiden, zonder extra grond. Met het inkopen van veevoer, kon de varkensstapel worden uitgebreid. De varkens werden vetgemest, het vlees was voor de export. De mest bleef in Nederland achter. Zo is de intensieve veehouderij in Nederland ontstaan. Het eerste rapport, uit 1972, van de stichting Natuur en Milieu hekelde die ontwikkeling. Het rapport sprak afkeurend over bio-industrie.”

Al in die jaren werden er voorzichtig maatregelen getroffen om overbemesting tegen te gaan. In de praktijk kwam er niet veel van terecht. „De eerste serieuze poging was die van minister Gerrit Braks, in 1984, met zijn Interimwet ter beperking van varkens- en pluimveehouderijen. Omdat er nog veel ‘slapende vergunningen’ op de plank lagen, kwam van die beoogde inkrimping van de varkensstapel niets terecht. De groei ging onverminderd door.”

Kanteljaar

Als er al oog was voor de mestproblematiek, dan was vanuit de sector steevast het antwoord dat er gewerkt moest worden aan technische oplossingen. Nu heet dat innovatie. „Er was een heilig geloof in techniek, maar daarmee alleen los je de problemen niet op.”

Het jaar 1994 is in de landbouwgeschiedenis een kanteljaar. De zuilgebonden boerenbonden –de katholieke KNBT, de protestantse CBTB en de algemene bond KNLC– gingen op in LTO Nederland. Het CDA kwam, voor het eerst sinds 1918, niet in de regering. „Dat was een shock.” Jozias van Aartsen, VVD’er, kwam op het ministerie van Landbouw terecht. In zijn nota ”Dynamiek en vernieuwing”, nam hij ook een krimp van de veestapel op. De boeren noemden die nota „dynamiet en vernieling.”

Van de voorgenomen krimp kwam weer niks terecht. De sector frustreerde ook later voorstellen om het aantal koeien en varkens terug te dringen om zo vermindering van stikstof en mest te realiseren. Maar in 2019 zette de hoogste rechter, de Raad van State, de regering voor het blok door de bestaande stikstofplannen als „volstrekt onvoldoende” aan te merken.

„Het is waar dat de boerenbedrijven minder stikstof uitstoten dan twintig, dertig jaar geleden. Maar het is nog altijd te veel. De boeren zitten klem in een model waarbij ze veevoer importeren uit Zuid-Amerika. De veevoerindustrie maakt daar brokken voer van voor varkens en koeien. Die beesten produceren mest en ze leveren melk en vlees, voornamelijk voor de export. En wij blijven in Nederland achter met de zooi. Het systeem is niet circulair, dat is eigenlijk het probleem waarmee we nu zitten.”

Groei en nog eens groei

„De boer”, legt Smits uit, „zit klem tussen het almaar groter worden van zijn bedrijf en de investeringen die hij moest doen met een inkomen dat niet meegroeide. Hij kan niet zomaar uit dat systeem stappen, terwijl het systeem wel is vastgelopen. Sinds 1945 was het motto: groei en nog eens groei. Nog altijd weigert de sector een stap terug te accepteren. Krimp van de veestapel was en is voor de meesten een no-go.

Ik vind de opstelling van de protesterende boeren van Farmers Defence Force stuitend. Dat is geen demonstreren, maar intimideren. Deze boeren hebben een enorm machtsmiddel, hun trekker. Maar zo werkt het niet in een democratie.

Ondertussen geeft de veevoerindustrie geldelijke steun aan de boze boeren. Zij heeft immers slechts één belang: de afzet van veevoer. Zo plat is die lobby wel. Voor FrieslandCampina en de Rabobank ligt dat anders, die moeten óók de consument tevreden houden.”

Net als de boeren zit het CDA klem, denkt Smits. „Een groot deel van de boerenachterban is al weggelopen. Sinds Balkenende in 2010 de verkiezingen verloor is de partij gekrompen tot een kleine middenpartij. Alleen in Overijssel is het CDA nog relatief groot, met Tubbergen als bolwerkje.

De actie van CDA-leider Wopke Hoekstra zie ik als een vlucht naar voren om de achterban op het platteland, voor zover die er nog is, te pleasen. De partij zit klem tussen de afspraken binnen de coalitie en de boeren. Het wachten is nu op Remkes, maar ik zie de oplossing nog even niet.”

Vond je dit artikel nuttig?
Meer over
Stikstof

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer