Poldermissie Remkes tot mislukken gedoemd
Als er iets kenmerkend is voor de Nederlandse politiek, dan is dat het poldermodel. Nederland is politiek een polderland. Maar hoe houdbaar is dit model tegenover de grote crises van onze tijd?
Van origine is het poldermodel een consensusmodel, waarin werkgeversorganisaties, vakbonden en de overheid met elkaar tot arbeidsvoorwaarden komen. In de loop der jaren is polderen ontwikkeld tot een politiek cultuurgoed waarbij vertegenwoordigers met verschillende belangen met elkaar om tafel gaan om tot een werkbaar compromis te komen.
Ons poldervermogen is een groot goed. Het is een van de redenen waarom wij in Nederland zo’n evenwichtig politiek bestel hebben met een stevig, gematigd middenkader, waarin partijen elkaar vinden in een gedeelde nuance.
Existentiële crisis
Het zal niemand ontgaan zijn dat klimaatverandering ons leven steeds nadrukkelijker begint te ontwrichten. Deze zomer zijn we getuige van de vele gevolgen daarvan in de vorm van droogte, bosbranden en mislukte oogsten. Mijns inziens verkeren we in een existentiële crisis, die ons totale bestaan beïnvloedt.
Er is niet alleen sprake van opwarming van de aarde. Onze gehele levensstijl wordt ter discussie gesteld door de optelsom van ecologische crises (bijvoorbeeld het verlies van biodiversiteit en plasticvervuiling), sociale crises (zoals welvaartsongelijkheid of politieke polarisatie) en individuele crises (daarbij valt te denken aan depressie en burn-out). Deze existentiële ”multicrisis” vereist een systeemverandering, een totale en radicale verandering van ons denken en doen. En dat is extreem ingewikkeld.
Was de Nederlandse politiek tot nu toe altijd prima in staat om gematigde beleidsbeslissingen te nemen, nu zijn ingrijpende interventies noodzakelijk. Anders gezegd: we kunnen klimaatverandering niet polderen. De benodigde reductie van de uitstoot van CO2 en/of stikstof is gewoonweg te ingrijpend om geleidelijk en gematigd te worden opgelost. Daarmee vormt deze de basis van een politieke splijtzwam en het einde van het politieke polderen zoals we dat gewend zijn
Tegenstrijdige belangen
Het einde van het poldermodel speelt zich momenteel voor onze ogen af in de vorm van een stikstofcrisis. De Nederlandse veeteeltsector ziet zich geconfronteerd met de acute realiteit dat er een kritieke en harde stikstofgrens bereikt is. Om de Nederlandse natuur te beschermen, is het cruciaal dat de uitstoot van stikstof wordt gereduceerd. Zo snel mogelijk en zo veel mogelijk.
De Nederlandse regering presenteerde in dit kader onlangs een (ondertussen beruchte) stikstofkaart van Nederland. Die werd beantwoord met felle protesten vanuit de agrarische sector. In navolging hiervan stuurde de regering bemiddelaar Remkes op een klassieke poldermissie om met alle belanghebbenden tot een compromis te komen. Wat mij betreft een missie die tot mislukken gedoemd is; de verschillende betrokkenen lijken totaal tegenstrijdige belangen na te streven.
Gemeenschappelijk terrein
Het nieuwe boek van Vincent Blok, universitair hoofddocent techniekfilosofie en verantwoord innoveren aan de Wageningen University & Research (WUR), kan Remkes helpen om zijn missie toch tot een succes te maken, maar dan niet door middel van het klassieke polderen.
In ”The Critique of Management” introduceert Blok het fenomeen ”Niet Reductieve Belanghebbenden Benadering” (Non Reductive Stakeholder Engagement, NRSE). Dit is een proces waarin verschillende belanghebbenden op zoek gaan naar een piepklein stukje gemeenschappelijk gebied, zonder daarbij enige concessies te doen aan hun eigenheid. Bij NRSE gaat het niet om het bewerkstelligen van een compromis, maar om het bewerkstelligen van overeenstemming op één gedeelde waarde. De tegenstellingen tussen de partijen blijven niet alleen bestaan, maar worden juist gebruikt als bijkomende krachten en kwaliteiten.
Daar waar polderen leidt tot een soort grijs bestand tussen partijen –een situatie waar niemand echt uitgesproken voorstander van is, maar ook geen uitgesproken tegenstander– viert NRSE juist de veelkleurigheid van verschillende waarden. Het is als het ware een vorm van constructief polariseren: het nieuwe polderen.
Symptoombestrijding
In het kader van de stikstofcrisis hoorde ik oud-minister van Landbouw Cees Veerman onlangs zinnige dingen zeggen tijdens een uitzending van Nieuwsuur. Veerman opperde dat het stikstofkaartje van tafel moet. Het leidt namelijk de aandacht af van de échte problematiek: de Nederlandse natuur. Hij constateerde mijns inziens terecht dat er eigenlijk geen sprake is van een stikstofcrisis, maar van een biodiversiteitscrisis. Stikstof is slechts een symptoom van een dieperliggend probleem: de verslechtering van de natuur.
De Nederlandse agrarische sector heeft een grote ecologische voetafdruk. Dat uit zich niet alleen in stikstofdepositie, maar ook in CO2-uitstoot, waterverontreiniging, luchtverontreiniging en bodemuitputting. Vandaar ook dat het stikstofdossier zo ontzettend controversieel is: we zien een keiharde tegenstelling tussen de boerenbelangenorganisaties en de Nederlandse natuurbeschermingsbeweging. Een tegenstelling die onmogelijk lijkt te kunnen worden overbrugd en gepolderd.
Economie is ecologie
Maar is die tegenstelling wel echt zo keihard? Staan de boerenbelangenorganisaties en de natuurbeschermingsbeweging wel echt lijnrecht tegenover elkaar? Als we de stikstofsituatie vanuit een NRSE-perspectief bekijken, is er weinig fantasie nodig om het gedeelde natuurbelang tussen de boeren en de milieuorganisaties te kunnen zien.
Het is een feit dat boerenbedrijven bestaan bij de gratie van de natuur. Daarover kunnen en zullen boeren en natuurbeschermers het snel met elkaar eens worden. Boeren produceren voedsel, en dat kan alleen in samenwerking met de natuur. Voedselproductie is een natuurlijk proces. De veelgebruikte slogan ”Geen boeren, geen voedsel” is eigenlijk precies hetzelfde als ”Geen natuur, geen voedsel.”
Economie en ecologie zijn dus helemaal geen vijanden van elkaar, maar bondgenoten. De Nederlandse agrarische sector en de Nederlandse natuurbeschermingsbeweging delen dezelfde (natuur)waarde en hebben hetzelfde doel, maar beseffen dat blijkbaar onvoldoende. Remkes zou de grote verschillen tussen de boerenbelangenorganisaties en de natuurbeschermingsbeweging niet moeten proberen te polderen. Hij zou ze juist constructief moeten laten polariseren. Remkes zou niet als bemiddelaar tussen tegenstrijdende partijen moeten fungeren, maar als verzoener vanwege dezelfde natuurwaarde!
De auteur is lector Betekeniseconomie van Hogeschool Rotterdam en doet onderzoek naar economische systeemverandering.