Van der Wal voerde in april aan dat het slecht gaat met de soorten: populaties nemen af volgens onderzoek van Wageningen Environmental Research. Daarom wil de minister alleen nog jacht toestaan in gebieden waar het wel goed gaat met de soorten.

De Jagersvereniging spreekt tegen dat het slecht gaat met hazen en konijnen in Nederland. Volgens de vereniging zijn in het onderzoek fouten gemaakt en is de „staat van instandhouding van deze twee diersoorten in het geheel niet in het geding”. Dat de minister haar standpunt niet heeft gewijzigd, nadat vanuit jagers veel kritiek was geleverd, noemt de vereniging „onbestaanbaar”.

In een zogeheten bodemprocedure gaan de jagers proberen aan te tonen dat het besluit „onrechtmatig en zeer onnodig” is. Omdat zo’n rechtszaak tijdrovend kan zijn en het jachtseizoen normaal half oktober aanbreekt, spannen ze ook een kort geding aan. „Dit zou ervoor moeten zorgen dat de jacht op haas en konijn in ieder geval toegestaan blijft totdat er een oordeel is in de bodemprocedure”, legt de vereniging uit.

Op het jachtverbod gelden overigens uitzonderingen. Zo blijft het „onverminderd mogelijk” om konijnen af te schieten die schade veroorzaken aan bijvoorbeeld landbouwgewassen of sportvelden.

Volgens de Wageningse onderzoekers gaat het ook niet goed met de houtduif, fazant en wilde eend, maar de jacht daarop wordt nog wel toegestaan in het komende jachtseizoen. Dat heeft Van der Wal besloten omdat ze eerst „meer inzicht wil krijgen op provinciaal niveau”.