Europees handelsverdrag laat landen tekenen voor abortusrecht
Een nieuw handelsverdrag met de EU moet Afrikaanse landen welvaart en veiligheid bieden. Maar ze moeten dan wel abortus en seksuele diversiteit hoog op de agenda zetten.
Jennifer Shamalla maakt zich zorgen. De Keniaanse politica juicht een nieuw handelsverdrag met de Europese Unie echt wel toe, maar ontdekte hoe daarin terloops artikelen over abortus, seksuele gezondheid en reproductiviteit werden opgenomen. Shamalla, advocaat bij het Keniaanse hooggerechtshof en parlementslid voor de regerende Jubilee Party, wint er geen doekjes om. „Handelsverdragen draaien om handel en ontwikkeling. Ik begrijp echt niet waarom deze rechten dan in dit verdrag worden opgenomen.”
Volgens haar zouden ook buurlanden, zoals Uganda, Rwanda en Tanzania, het verdrag niet ondertekenen als politici daar begrijpen welke gevolgen het heeft op het gebied van seksuele reproductiviteit en gezondheid.
Shamalla is een van de weinige politici en diplomaten die zich openlijk tegen het verdrag verzet. Ook andere politici binnen de ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk-Afrika SADC hebben bezwaren. Zij weigeren echter te praten uit angst voor financiële consequenties of willen alleen spreken op voorwaarde van anonimiteit.
Veranderingen
Punt van discussie is het ontwerp van een verdrag van de Europese Unie (EU) en landen in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan – samen OACPS-landen genoemd. Het verdrag, dat april 2021 werd gepresenteerd, heet een handelsverdrag. Maar de onderhandelaars schuwden niet om daarin gevoelige ideologische thema’s te verbinden aan politieke en financiële steun.
Dat er een nieuw verdrag moest komen, stond al 20 jaar vast. In juni 2000 ondertekenden de (toen 15) lidstaten van de Europese Unie in Cotonou (Benin) een handelsovereenkomst met 77 staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Dat verdrag liep tot 29 februari 2020.
In de twee decennia nadat de Overeenkomst van Cotonou werd getekend, veranderde er veel. Oorlogen, klimaatverandering, hongersnoden en overstromingen brengen stromen migranten op gang.
Intussen wint China wereldwijd aan invloed. Het land ontpopt zich tot belangrijke geldschieter; Afrikaanse landen plooien zich in ruil voor economische en financiële steun naar hun donor. Zo ondertekent de eilandengroep Samoa –de locatie waar de opvolger van de Overeenkomst van Cotonou zal worden ondertekend– in mei 2022 een bilateraal verdrag met China. „Samoa en de Volksrepubliek China blijven werken aan meer samenwerking om gedeelde belangen en afspraken te realiseren”, schrijft de regering. Ook in Europa is het onrustig. Een economische crisis, geruzie over de aanpak van bootvluchtelingen en de brexit ondermijnen het vertrouwen in de EU. En terwijl in Oost-Europa abortus- en homorechten ter discussie worden gesteld, klinkt in West-Europa de roep om vrije expressie van de eigen identiteit steeds luider.
Al die ontwikkelingen laten hun sporen na in de besprekingen over de opvolger van de Overeenkomst van Cotonou. Politieke samenwerking, het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen en opbouw van effectieve internationale bondgenootschappen krijgen in het nieuwe verdrag hoge prioriteit.
Cultureel neokolonialisme
Om Europese lidstaten maximale inspraak te geven, wordt gekozen voor een gemengd akkoord (”mixed agreement”). Dat is een verdrag tussen de individuele lidstaten en hun handelspartners – in tegenstelling tot een EU only-verdrag, waarbij de EU namens de lidstaten verdragspartner wordt.
De onderhandelingen tussen EU-commissaris Jutta Urpilainen en Robert Dussey (minister van Buitenlandse Zaken van Togo) duren lang. Maar op 15 april 2021 leggen de onderhandelaars ogenschijnlijk vanuit het niets een definitief concept neer.
Urpilainen jubelt. „Deze overeenkomst is een keerpunt, die onze relatie politieker maakt”, zegt ze tijdens de presentatie. „Hij beschrijft duidelijk onze visie op de ontwikkeling van vreedzame samenlevingen en een wereld waarin niemand achterblijft. Hoe? Door mensenrechten, gendergelijkheid, democratie en goed toezicht een cruciale rol te geven.”
In Brussel kijkt niemand op van die woorden. Maar een Zuid-Afrikaanse diplomaat die het concept bestudeert, stuit op zorgwekkende passages. Dat begint al met de verwijzingen naar twee onofficiële documenten: het Protocol van Maputo en de Verklaring en het actieprogramma van Peking. Beide documenten bevatten omstreden passages over seksualiteit en abortusrechten.
Rooms-katholieke bisschoppen in Afrika keerden zich in 2008 tegen het Protocol van Maputo omdat het abortus als een mensenrecht erkent. Binnen de EU geldt dat nog altijd niet zo, ondanks vele pogingen van het Europees Parlement. Human Life International, een Amerikaanse prolifeorganisatie, sprak zelfs over „een Trojaans paard voor een radicale agenda.”
De Verklaring en het actieprogramma van Peking bevat zulke brede formuleringen voor seksuele en reproductieve gezondheid, dat de gevoelige thema’s heel ruim kunnen worden geïnterpreteerd. Beide documenten zijn niet bindend, maar als ze officieel in het handelsverdrag worden opgenomen worden ze dat wél. Landen moeten de documenten dan alsnog erkennen, op straffe van mogelijke sancties.
Stiekem
Het conceptverdrag bevat ook bepalingen over ”comprehensive sexuality education.” Die redelijk nieuwe term kent nog geen officiële definitie, maar omvat voor Westerse politici alle thema’s rond de seksualiteit waarmee kinderen al op jonge leeftijd kennis moeten maken – variërend van het recht op abortus tot gender en seksuele identiteit.
Dat de thema’s in de conceptovereenkomst zijn beland, is opvallend. Volgens het EU-verdrag zijn gezondheid en onderwijs namelijk zaken waarover lidstaten zélf gaan. Anderen horen zich daar niet mee te bemoeien. Toch is dat precies wat de Europese Unie wel doet in de ontwikkelingslanden. Vanuit Afrika klinkt dan ook gemor. „Dit is cultureel neokolonialisme”, zegt een betrokkene.
Advocaat en politica Shamalla hekelt de „stiekeme manier” waarop de Europese Unie de opvattingen rondom gender en diversiteit in haar land probeert te beïnvloeden. „Dit handelsverdrag financiert deze ideologie”, zegt ze. „Als je maar met een grote zak geld aankomt, krijg je veel gedaan. Begrijp me goed, in het licht van de groeiende invloed vanuit China kan ik dit verdrag best begrijpen. Maar internationale handel heeft niets van doen met seksuele gezondheid en seksuele voorlichting. En voor anticonceptie hebben we geen verdrag nodig.”
Ongelijkwaardig
Bezwaren zijn er in Afrika ook op het artikel dat alle landen zullen samenwerken aan gezamenlijke resoluties, verklaringen en statements. Ze moeten daarnaast hun onderlinge standpunten afstemmen en eventueel gezamenlijk stemmen in internationale en regionale fora. Dat moet „betere representatie en een sterkere stem” opleveren tijdens vergaderingen van bijvoorbeeld de VN.
Afrikaanse diplomaten zijn bang dat het artikel hun landen dwingt om met Europese landen mee te stemmen over gevoelige thema’s. Door de financiële afhankelijkheid van de EU kunnen ze bovendien moeilijk hun eigen belangen vertegenwoordigen.
„En dan zijn er ook nog bepaalde regionale protocollen in de Europese Unie die nu alleen bindend zijn voor Europese lidstaten, maar straks ook door onze landen moeten worden geïmplementeerd”, stelt een Zuid-Afrikaanse diplomaat die alleen anoniem aan dit artikel wil meewerken.
De diplomaat is bezorgd over de eenzijdigheid in het verdrag. „Wanneer landen zich niet aan de bepalingen houden, brengt dat een bepaalde verantwoordelijkheid met zich mee. De Europese Unie heeft in het verleden eenzijdig landen op een zwarte lijst geplaatst omdat ze zich niet aan Europese verdragen en protocollen houden, zónder die landen daarin te kennen. Het is dan ook te verwachten dat de Europese Unie straks bepalingen zal afdwingen die zij belangrijk vindt. Dat zorgt voor een ongelijkwaardige situatie.”
Anders dan Shamalla is de diplomaat niet overtuigd van de financiële voordelen van het verdrag. „Het concept bevat geen directe economische voordelen of specifieke ontwikkelingshulp voor Zuid-Afrikaanse landen”, stelt hij. Hij wijst erop dat de economische aspecten al zijn afgesproken in economische handelsovereenkomsten en dat ontwikkelingshulp in een ander document is vastgelegd. Wat rest, is volgens hem een verdrag waarin de Europese Unie zijn eigen prioriteiten en implementatiepartners vaststelt. „Alsof de EU naar Afrikaanse landen komt met eigen prioriteiten voor hulp in plaats van andersom. Dat maakt van dit nieuwe verdrag een politieke overeenkomst, die niet per se voordelen op het gebied van hulp en handel oplevert.”
Niemand weet wanneer het nieuwe handelsverdrag uiteindelijk wordt ondertekend. De onderlinge verdeeldheid is simpelweg nog te groot. Daarom werd het huidige verdrag opnieuw met een jaar verlengd. Pas wanneer twee derde van de OACPS-landen en alle Europese lidstaten het verdrag hebben geratificeerd kan het in werking treden. Zoals het er nu uitziet, kan dat nog wel even duren.