Overlast door processierups neemt grote vormen aan
Het verspreidingsgebied waarin de eikenprocessierups voorkomt, is dit jaar sterk uitgebreid ten opzichte van 2003. De afgelopen lente en zomer hebben ongeveer 80.000 mensen gezondheidsklachten opgelopen door de brandhaartjes.
Dat blijkt uit onderzoek van de GGD in Noord-Brabant en Zeeland, die hiervoor 360 instanties, zoals gemeenten, natuurorganisaties en provincies, ondervroeg.
De eikenprocessierups komt alleen voor in eikenbomen. Het beestje dankt zijn naam aan de manier waarop het zich in grote, aaneengesloten colonnes verplaatst. Elke rups produceert maximaal 1 miljoen brandhaartjes. Die kunnen de huid, de ogen en de bovenste luchtwegen irriteren. In extreme gevallen kan zelfs blijvend letsel ontstaan.
Na verpopping van de rupsen blijven die haartjes nog jarenlang actief. De voorzichtige schatting is dat afgelopen lente en zomer ongeveer 80.000 mensen gezondheidsklachten hebben opgelopen door de brandhaartjes.
Uit het GGD-onderzoek blijkt dat 25 procent van de ondervraagden dit jaar voor het eerst met de rups te maken heeft gekregen. Dit betrof onder anderen inwoners in grote delen van de Betuwe, het Rijk van Nijmegen, Zuid-Gelderland, Doetinchem en Didam. Gemeenten in Noord-Brabant en Limburg, die al langer met de eikenprocessierups te maken hebben, gaven aan dat de omvang van de besmetting soms twee tot drie keer vergroot is. Zo hebben de gemeenten meer dan 5000 meldingen gekregen over plaatsen waar de eikenprocessierups is aangetroffen. In het hele onderzoeksgebied waren 770.000 eikenbomen besmet met het beestje dat eikenbomen met een wit web ’versiert’.
De rupsen worden vaker met biologische middelen bestreden. Voorheen werden de rupsen bestreden door ze in de bomen weg te branden of te zuigen. „Maar dat roept steeds meer weerstand op”, zegt onderzoeker H. Jans van het Provinciale Bureau Medische Milieukunde in Breda.
Afgezien van enkele incidentele meldingen in het begin van de vorige eeuw, zijn de eerste rupsen eind jaren tachtig gesignaleerd in de Brabantse Kempen. Na het hoogtepunt in 1996 nam het aantal beestjes duidelijk af. Vanaf 2000 neemt het aantal echter weer toe, vooral buiten Brabant. De rupsen komen nu ook voor in Gelderland, Limburg, Zuid-Holland en Zeeuws-Vlaanderen.
Waardoor het aantal rupsen na 1996 aanvankelijk fors is verminderd, is niet duidelijk. Datzelfde geldt voor de toename van de afgelopen jaren. De bestrijding van het diertje kostte dit jaar ongeveer 1,5 miljoen euro. Dat bedrag komt voor rekening van individuele gemeenten en wegbeheerders, zoals Rijkswaterstaat en particulieren. Als de kosten voor gezondheidszorg erbij worden geteld, komt het bedrag al gauw 1 miljoen euro hoger uit.